Tekstweergave van DC_1893-10-26_001

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
1893. Honderd-rigide Jaargang. N00 nu! u (Bureau: Grootekerksplein 3. Honderd g uuusru uLiu. lllt hunne! bestaat uit 2 bladen. Afzonderlijke exemplaren der DOH■RECHTSCILE COU- RA [VT zijn steeds Verkrijgbaar, tea-en 5 cents per nummer, in het Sigaren-Magazijn der heeren R. d: I. W. HULSCHER, Voorstraat 263, tegenover de Vriezestraat, en in den Boek- handel van A. J. STUNlPEL, Voorstraat over de Nieuwbrug. BUITENLAND. 24iOctober. Dultschlaml. Aartshertog Albertus van Oostenrijk is heden namiddag te Berlijn aangekomen en in gezel- schap van keizer Wilhelm en prins Heinrich, die hem aan het station verwelkomden, naar Potsdam vertrokken. Het te Keulen vergaderd congres der Duitsche sociaal-democraten heeft heden besloten tot uil- breiding der partij-organen en tot meerdere ropaganda, voornamelijk op het platteland en in Elzas-Lotharingen. De Koning van Saksen heeft, ter gelegenheid van zijn gouden dienstfeest, aan een grootaan- tal militairen vrijstelling van straf verleend, maar daarvan uitgezonderd alle officieren en onder-officieren, die veroordeeld zijn wegens mishandeling van minderen. Het departement van financiën in Wurtemberg heeft aan de belanghebbenden hij den wijnbouw hunne meening gevraagd over de voorgenomen wijnbelasting. Alle belanghebbenden achten eens dergelijke belasting bepaald verderfelijk voor den wijnbouw; ook de Maatschappij van Landbouw moet in dien zin geadviseerd hebben. Oostenrijk-Hongariis. De Keizer en de Keizerin zijn heden te Ofeu aangekomen, waar zij hun intrek namen in deu Hofburg. In de zitting der Oostenrijksche Kamer van Afgevaardigden sprak de heer Kronawetter heden ten gunste van het kiesrecht-ontwerp. Daarentegen verklaarde de heer Hohenwart dat de gisteren door graaf Taaffe afgelegde verkla- ring de zienswijze der conservatieve club in geen enkel opzicht heeft gewijzigd; zij blijft het ontwerp onaannemelijk achten, aangezien het den middenstand in de steden zoowel als op het platteland zal vernietigen, terwijl de Staat FEUILLETON- juist alles moest aanwenden om hem te bescher- men. De heer Stadniski sprak namens de Polen de vrees uit dat, werd het ontwerp aangeno- men, Rusland grooten invloed zou uitoefenen op de massa in Galicië. In strijd met den wensch der regeering heeft de commissie uit de Oostenrijksche Kamer, in wier handen het ontwerp tot bekrachtiging der uitzonderiugs-maatregelen te Praag gesteld was, bepaald dat hare beraadslagingen openbaar zul- len zijn. Van ofiicieuse zijde wordt verzekerd, dat de Oostenrijksche en de Hongaarsche regeering het eens geworden zijn over de concessien, bij een handelsverdrag aan Rusland toe te staan. Het antwoord van Oostenrijk op de voorstellen van Rusland zal eerstdaags verzonden worden, zoo- dat het verdrag binnenkort tot stand zou knus uen komen. De P0222. Corresp. meldt dat de minister van buitenl. zaken, graaf Kalnoky. in het laatst dezer week met verlof naar Zwitserland en OpperJtalië gast. Eerst half November wordt hij terug verwacht. De gemeenteraad van Weenen heeft gisteren een voorstel van antisemitische leden verworpen om een Votum van afkeuring uit te lokken tegen den eersten burgemeester Prix, wegens het verkoopen van een millioen ■orijnen aan gemeentelijke obligatiën, zonder daartoe gemach- tigd te zijn. De burgemeester heeft niettemin zijn ontslag als zoodanig genomen. Groot-Brittanuiä. De burgemeesters van de groote sleden van het Midland zijn heden opnieuw te Sheffìield ver- gaderd geweest, ten einde het vraagstuk der werkstaking in de kolenmijuen nader te over- wegen. Besloten werd voor het oogenblik geen nieuwe voorstellen in te dienen om tot eene schikking te geraken, maar aan de mijneige- naren en de werkstakers te doen weten dat de burgemeesters bereid zijn een onderhoud te vergemakkelijken. De secretaris van den Mijnwerkersbond heeft heden avond verklaard dat de werklieden bereid zijn tot eene samenkomst met de mijneigenaars, maar dat zij die liever zelven zullen beleggen dan door tusschenkomst der burgemeesters. Heden worden ongeregeldheden verwacht bij de mijnen van Pinxton, waar de werkstakers den arbeid hebben hervat met aanneming eener loonsverlagiug van 15 9/0. Er zijn troepen heengezondeu. Frankrijk. Een geval van waanzin. Giste- ren werd, in den omtrek van het Champ de Mars, een persoon aangehouden die blijken gaf van de hevigste opgewondenheid. Zijn zorg- vuldige kleeding scheen aan te duiden dat de man tot den gegoeden stand behoorde. Hij werd naar het politiebureau gebracht, doch het was niet mogelijk, zijn identiteit vast te stellen. Ziehier het afschrift van eenige bladzijden uit een cahier dat de man in zijn zak droeg: „Al mijn bloedverwanten van buiten de stad zijn bij mij gelogeerd. Mijn oom uit Gisors slaapt in mijn kamer. Mijn nichten uit Pontojr éón ding veronderstellen . . . . . .. Gij begint ge- noeg van mij te krijgen!” Memento inori! Uit het Duitsch van OSSII’ SCHUBIN. 7) Mijne tante sprak haar zegen uit over onze ver- loving. lk was awergelnkkig. Spoedig bleek het mij. dat ik Sooja. ioi hiermeslechts halfgekend ‚had, dat zij met eigenaardig trotschen schroom hare schoouste eigenschappen voor mij verbor- gen had gehouden. . ‚- Zij toonde mij het liefdevolst ontzag, bewees mij de roerendste opletteudheden, en bleef bij dat alles toch terughoudend, op ongenaakbaar- heid af. _ En niettegenstaande alles kwam de oude kwaal weer boven. Telkens en telkens weer bekroop mij die afschuwelijke angst, hij deed het hart in- eenkrimpen en maakte mij in mijzelf gekeerd en stil, zoodat mijne arme verloofde het bemer- ken, ja er zich door gekreukt voelen moest. Op zekeren avond voelde ik mij bijzonder ontstemd. Het was nog altijd aan den Rijn, op een van ruw hout getimmerd balkon, dat op een in den maneschijn slapenden tuin vol bloeiende lindehoomen uitzicht gaf. Daar kwam Sonja bij mij staan en zei eenig- zins aarzelend: „Wladimir, scheelt er wat ‚aan? —— Voelt gij u ziek? of hebt ge ver- driet over iets?” Volstrekt niet” antwoordde ik heftig, ‚‚ hoe komt ge op dat denkbeeld?” Ik scbrikte zelf van den scherpen toon mijner stem en sprak niet verder. Dan!.....” zij haalde diep adem, „dan..... kan ik slechts —— Ik !....” riep ik geheel ontsteld. Gij moet er niet te veel tegen opzien, mij dit te bekennen,” zeide zij, zich met moeite groot houdend en met droevigen, doch trotschen oogopslag, 1/ ik behoor niet tot dat zwakke soort van meisjes, die aan longtering sterven, wan- neer. . ...” Zij bloosde en wendde het hoofd af; u ik geef u uw woord terug”, fluisterde zij. Sonja”, riep ik, „hoe komt ge om gods- wil op de gedachte, dat. . . . dat. . . .” Dat ik u verveel?” voltooide zij half lachend, ha.lf schreiend mijn zin. „Omdat het zoo natuur- lijk zou wezen. Ik ben niet zoo als andere meisjes, ik kan niet coquetteeren, ik kan alleen maar....” Zij bleef steken en zag verlegen en innig met bare groote oogen naar mij op, begon eerst over haar geheele lichaam te beven en toen bitter te snikken. —- Gij kunt alleen maar liefhebben is het dat, wat gij zeggen wilt?” Zij knikte van ja. „En gij?” vroeg zij, mij diep in de oogen ziende. Wat ik haar toen heb geantwoord? Nu, in elk geval bleek het voldoende om haar twijfel te verdrijven. Toen stonden wij nog een poosje naast elkander, zonder te spreken en gelukkig. De nachtwind ruischte door de boomen en hier en daar viel een lindebloesem, door de maan doodgekust, zachtkens neder op den grond. Plotseling stak Sonja haar kleine hand in de mijne. „En nu, Wolodja, moet je me biechten, wat je zoo treurig maakt?” fluisterde zij. Niets, waarin gij een rol speel, mijn eigen lieveling,” hernam ik. Toen legde zij haar hoofdje met schuchter aarzelende teerheid op mijn schouder. -- Ook niets, waarover ik je zou kunnen troosten?” sprak zij zoo zacht, dat ik bare woorden slechts met mijn hart kon verstaan. ‘meiskes hebben haar tenten opgeslagen in het salon. De Lenoir’s, bloedverwanten in den derden graad, kampeeren in de bibliotheek. Barhado moet zich met de rookkamer behelpen. Ik hoopte, in een hotel mijn toevlucht te kunnen vinden ——— alle hotels zijn vol. Nu zal ik maar op de vliering gaan slapen. „Maandag. -— Zij zijn nog niet aangekomen. De geestdrift heeft zijn toppunt bereikt. Het enthousiasme vervult de straten, blaast door de lucht, doet de plooien der vlaggen klapperen, straalt op het gelaat van Bouvard, die Pécuchet gelukwenscht. Men ademt geestdrift, men baadt er zich in. Ik heb er mijn oogen en mijn ooren vol van. ‚zllzïaisdag. —— Ik heb getracht, de Rue de Greuelle door te gaan. Men wachtte hen in drie ministeries. Ik begaf mij naar de Place de la Concorde —.—‚- zij konden ieder oogenblik in het ministerie van marine aankomen. Toen beproefde ik, den boulevard over te steken ter hoogte van de Rus Drouot Ik heb een om- weg moeten maken langs de Bastille. „Mevrouw Lenoir is verliefd op het heele eskader, op de ouderen om hun deftighcid, op de jongeren van wege hun minzaamheid. Zij verzekert aan al wie ’t hooren wil, dat de ad- miraal naar haar gekeken heeft. Barbado spreekt over Wladimir en Alexis alsof zij samen op de koeien gepast hadden. Aan het dessert ver.- scheen een afschuwelijk bakscl op tafel, met een suikeren vlag in de „bevriende kleuren” . . . Ik wil niet meer thuis eten. „Woensdag. —— Bij mevrouw X gedineerd. Er was er een aan tafel! Er was niemand anders dan hij ! ! . . . Ik ga niet meer uit dineeren! Den avond doorgebracht in de Opera-Co- mique. Zij waren er! —-— Ik ga. niet meer naar den schouwburg. ‚‚ De bladen zijn vol van hen, tot de adver- tenties toe. Ik lees geen kranten meer. „Ik heb hzíiíi‘ heel goed herkend aan een der vensters van de Avenue de l’Opéra. Zij wierp hun kushandjes toe, zij had haar handschoenen uitgetrokken. -— Ik wil haar nooit meer terug- zien. ‚‚ Donderdag. —»- Ik heb getracht, Parijs te ont- vluchten, Teruggedrongen door de kolonne die de lijn der groote boulevards in beslag neemt, ben ik naar het station Montparnasse gegaan. De buitenste boulevards zijn verstopt door de menigte. In den ongelijken strijd overwonnen, heb ik mij in wanorde teruggetrokken. Overi- gens zijn de spoorwegen ook niet veilig meer. Däbeambten hebben hun bezinning verloren door den toevloed van passagiers; zij laten de treinen maar komen en gaan, of er een botsing van komt of niet.... „Vrijdag. De brieven die ik van ochtend ontving: „Waarde Heer Gij zijt altijd zoo vriende- lijk voor ons geweest dat ik het waagopnieuw een onbescheidenheid te begaan. Zou het u mogelijk zijn ons een toegangskaart te bezorgen voor het carrousel op het Champ de ‘Mars? Dank zij uw prachtige relatiën, kunt gij wat gij wilt. rekenen vast wp u .” „Geachte Heer Kunt gij ons niet eene toegangskaart verschaffen voor het carrousel van Zondag a. s.? Mijn vrouw zou er zoo gaarne heengaan! Zij verlangt er zoo naar, dit unieke Hoe ik haar aanbad ! Als ik daaraan deuk -— wordt het mij zoo vreeselijk te moede. Ik be- grijp maar niet, dat wij een en hetzelfde mensch zijn, die trouwhartige jongen van toen, en ik. Het is mij, alsof ik sedert een andere ziel heb gekregen.” d’: 9% âlé —— Den volgenden da„g ontving ik een brief van mijn broeder Boris. Op ’teerste gezicht herkende ik zijn Schrift niet eens. Het ivas stijf en met krullen versierd en op verscheidene plaatsen waren er voor mij natuurlijk onlees- bare zinnen van Chineesche schrijfteukerls tus- schen gevoegd. Hij sctvseef veel over het groot- sche plan: de algemeene dienstplicht in Cnina in te voeren. Met het Chineesche leger”, zoo ein- digde zijn brief, „waag ik het vol moed, Europa te bevrijden en alle (lynastieën en vooroordeelen met éón slag honderd jaar achter den tegen- woordigen tijd terug te schuiven. „Ik weet, dat mijn broeder zich vroeger veel met staathuishoudkunde, en in den laatsten tijd veel met het Chineesch had bezig gehouden, hetgeen blijkbaar een en ander van den inhoud van zijn brief verklaarde. Toch bleef hij mij nog raadselachtig genoeg. Te vergeefs beproefde ik in de verschillende ongerijmdheden van het wonderlijke document opzettelijke en geestige overdrijving te zien de indruk, dien de brief bij mij achterliet, bleef beangstigend en neer- drukkend. „Daar mijn broeder als zijne dringende wensch had te kennen gegeven, mij spoedig te ontmoe- ten, en wel in Baden, waarheen hij mij uit Parijs zou tegemoet reizen, begaf ik mij dan ook werkelijk naar dit beroemde lieve- lingsoord der Russen, waarheen mijne tante, die in dien tusschentijd nog een vriendin harer jeugd te Bonn wilde bezoeken, mij zoo spoedig mogelijk beloofde te volgen. Ik kwam te Ba- feest bij te wonen. Zij vraagt mij, u uit haar naam te. verzoeken, u die moeite te geven, zij verzekert dat gij het niet kunt weigeren . . ."’ „Ouwe jongen, help mij eens uit de verlegen- heid. Héloïse is dol op militairen. Nu zal Zondag de heele Machinen-galer■ er vol meê zijn. Een invitatie, als ’t je blieft! Dan zal je voor heftige tooneelen en allerlei last bewaren: je zeer toegenegen . . . 3b Etc. etc. _ „Zaterdag. —— Van nacht wakker geschrikt. Verward geraas van stemmen; dof gerommel en geloop. Is er oproer? Er schijnt licht in de kamer. Ik roep: „Brand, braud!”.... Het was de fakkeloptocht maar, „Zondag Ik kan niet meer, zóó iets heb ik nooit bijgewoond. Ik ben te Parijs geweest met het beleg, ik ben er gebleven onder de Commune. Ik ben er bij geweest toen Thiers begraven werd, en Gambetta en Victor Hugo. Ik ouzicrga ieder jaar de verschrikkingen van den 14°“ Juli. Dat alles is niets geweest bij hetgeen de „Russische overheersching” voor ons iu petto hield. „En het blijft onveranderlijk mooi weer! .. . Ik gevoel dat ik slecht wordt. „Van nacht zijn ze bij mij binnengedrongen. Ze zijn binnengekomen door het venster. Ik zag ze. Maar ik kon ze niet tellen, zoo veel waren er. En de wanden van mijn kamer zetten uit om er nog meer te kunnen bergen, steeds meer. Zij dwongen mij, op te staan en lieten mij den tijd niet, mij aan te kleeden. Toen nam admiraal Avelane mij bij de hand en forceerde mij een duizelingwekkende taran- dole met hem te dansen bij de tonen van het Russische Volkslied. Toen ik eindelijk kon uit- brengen: „Help, help!” vond men mij op den grond liggen, badende in het zweet, zóó had die lichaamoefening mij afgemat ! . . ...” Deze zinnen en nog andere, minder samen- hangend, scheeu zinsverbijstering aan te duiden. De opgewonden man zal in een gesticht ge- , plaatst worden, onder het strengste toezicht. (Journal des Débats.) Acht Russische officieren brachten heden morgen te Versailles een bezoek aan het mu- seum‚ het paleis en het Trianon. In het stad- huis werd hun de eerewijn aangeboden, waarna in de feestzaal een déjeuner werd opgediend. Verscheidene personen zijn gisteren avond vrij ernstig gekwetst, in het gedrang of door uit de boomen of van banken te vallen. Een ambte- naar bij een der ministeriën, door een ■auwte overvallen, is niet weder bijgekomen. Op de Place de la République Werd een in- specteur van politie bij een opstootje ernstig mishandeld door een viertal personen, die later in hechtenis genomen werden. Naar men zeggt, zou een Duitsch spion van de drukte gebruik gemaakt hebben om schetsen te maken bij het fort Montmorency. De man is door het garnizoen ingerekend. Op het Elysée werd te twaalf uur een afscheids- dejeuner gegeven aan de Russische officieren; vervolgens had in het „Cercle de l’uniou artis- tique” eene matiuóe plaats te hunner eere. Deze matinee” duurde tot in den avond; admiraal Avelane en zijne officieren begaven zich toen den aan, maar vond in liet door hem aange- wezen hotel, noch mijn broeder, noch een brief die zijne afwezigheid verklaarde. In onbe- schrijfelijke verveling, wachtte ik een, twee dagen. De derde dag naderde zijn einde ——- en van Boris taal noch teeken. Daar . . . . . hoe goed herinner ik het mij! Het was tegen den avond en zeer zwoeal. Ik zat bij neergelaten gordijnen aan mijn schrijftafel en had juist een brief Sonja geëindigd. Achteloos namn ik een Frr-insche courant ter hand, de Fajyaro was het. Ik las een weerbericht, een grappige anectiolrw over vorstin B., toen een opzienba- rend geval . . . . .” „Het handelde over „een Russisch edelman, dien gansch Parijs kent, een zonderling met (lespotisuh karakter en liberale denkbeelden: Vorst 8.. . ..” Gisteren heeft hij zich in het Bois naar het rijtuig des keizers begeven en heeft, hem de hand toestekeud, Z. M. toegeroe- pen: Mon cousin puis-je compter sur vous?” Hij hield zichzelf voor den keizer van China. Aanvallen van krankzinnigheid schijnen reeds meer in de familie S. voorgekomen te zijn. De voorname zieke bevindt zich reeds onder het geneeskundig toezicht van dokter Blanche!” Die voorname zieke was.... mijn broeder Boris.” „Hoe ik de volgende drie uren doorbracht... ik weet het niet meer. In mijne herinnering zijn zij niets dan een zwarte vlak, die mij doet huiveren. Toen ik weer tot bezinning kwam, was het eerste waar mijn oog op viel, mijn brief aan Sonja. Ik brak hem open en las hem tweemaal langzaam over van den datum af tot de onderteekening toe. Toen verscheurde ik hem in lange, smalle reepen. Nu was alles uit. (Slot volgt).