Tekstweergave van DC_1893-10-26_001
Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
Aï
1893.
Honderd-rigide
Jaargang.
N00
nu!
u
(Bureau:
Grootekerksplein
3.
Honderd
g
uuusru
uLiu.
lllt
hunne!
bestaat
uit
2
bladen.
Afzonderlijke
exemplaren
der
DOH■RECHTSCILE
COU-
RA
[VT
zijn
steeds
Verkrijgbaar,
tea-en
5
cents
per
nummer,
in
het
Sigaren-Magazijn
der
heeren
R.
d:
I.
W.
HULSCHER,
Voorstraat
263,
tegenover
de
Vriezestraat,
en
in
den
Boek-
handel
van
A.
J.
STUNlPEL,
Voorstraat
over
de
Nieuwbrug.
BUITENLAND.
—
24iOctober.
—
Dultschlaml.
Aartshertog
Albertus
van
Oostenrijk
is
heden
namiddag
te
Berlijn
aangekomen
en
in
gezel-
schap
van
keizer
Wilhelm
en
prins
Heinrich,
die
hem
aan
het
station
verwelkomden,
naar
Potsdam
vertrokken.
Het
te
Keulen
vergaderd
congres
der
Duitsche
sociaal-democraten
heeft
heden
besloten
tot
uil-
breiding
der
partij-organen
en
tot
meerdere
ropaganda,
voornamelijk
op
het
platteland
en
in
Elzas-Lotharingen.
De
Koning
van
Saksen
heeft,
ter
gelegenheid
van
zijn
gouden
dienstfeest,
aan
een
grootaan-
tal
militairen
vrijstelling
van
straf
verleend,
maar
daarvan
uitgezonderd
alle
officieren
en
onder-officieren,
die
veroordeeld
zijn
wegens
mishandeling
van
minderen.
Het
departement
van
financiën
in
Wurtemberg
heeft
aan
de
belanghebbenden
hij
den
wijnbouw
hunne
meening
gevraagd
over
de
voorgenomen
wijnbelasting.
Alle
belanghebbenden
achten
eens
dergelijke
belasting
bepaald
verderfelijk
voor
den
wijnbouw;
ook
de
Maatschappij
van
Landbouw
moet
in
dien
zin
geadviseerd
hebben.
Oostenrijk-Hongariis.
De
Keizer
en
de
Keizerin
zijn
heden
te
Ofeu
aangekomen,
waar
zij
hun
intrek
namen
in
deu
Hofburg.
In
de
zitting
der
Oostenrijksche
Kamer
van
Afgevaardigden
sprak
de
heer
Kronawetter
heden
ten
gunste
van
het
kiesrecht-ontwerp.
Daarentegen
verklaarde
de
heer
Hohenwart
dat
de
gisteren
door
graaf
Taaffe
afgelegde
verkla-
ring
de
zienswijze
der
conservatieve
club
in
geen
enkel
opzicht
heeft
gewijzigd;
zij
blijft
het
ontwerp
onaannemelijk
achten,
aangezien
het
den
middenstand
in
de
steden
zoowel
als
op
het
platteland
zal
vernietigen,
terwijl
de
Staat
FEUILLETON-
juist
alles
moest
aanwenden
om
hem
te
bescher-
men.
De
heer
Stadniski
sprak
namens
de
Polen
de
vrees
uit
dat,
werd
het
ontwerp
aangeno-
men,
Rusland
grooten
invloed
zou
uitoefenen
op
de
massa
in
Galicië.
In
strijd
met
den
wensch
der
regeering
heeft
de
commissie
uit
de
Oostenrijksche
Kamer,
in
wier
handen
het
ontwerp
tot
bekrachtiging
der
uitzonderiugs-maatregelen
te
Praag
gesteld
was,
bepaald
dat
hare
beraadslagingen
openbaar
zul-
len
zijn.
Van
ofiicieuse
zijde
wordt
verzekerd,
dat
de
Oostenrijksche
en
de
Hongaarsche
regeering
het
eens
geworden
zijn
over
de
concessien,
bij
een
handelsverdrag
aan
Rusland
toe
te
staan.
Het
antwoord
van
Oostenrijk
op
de
voorstellen
van
Rusland
zal
eerstdaags
verzonden
worden,
zoo-
dat
het
verdrag
binnenkort
tot
stand
zou
knus
uen
komen.
De
P0222.
Corresp.
meldt
dat
de
minister
van
buitenl.
zaken,
graaf
Kalnoky.
in
het
laatst
dezer
week
met
verlof
naar
Zwitserland
en
OpperJtalië
gast.
Eerst
half
November
wordt
hij
terug
verwacht.
De
gemeenteraad
van
Weenen
heeft
gisteren
een
voorstel
van
antisemitische
leden
verworpen
om
een
Votum
van
afkeuring
uit
te
lokken
tegen
den
eersten
burgemeester
Prix,
wegens
het
verkoopen
van
een
millioen
■orijnen
aan
gemeentelijke
obligatiën,
zonder
daartoe
gemach-
tigd
te
zijn.
De
burgemeester
heeft
niettemin
zijn
ontslag
als
zoodanig
genomen.
Groot-Brittanuiä.
De
burgemeesters
van
de
groote
sleden
van
het
Midland
zijn
heden
opnieuw
te
Sheffìield
ver-
gaderd
geweest,
ten
einde
het
vraagstuk
der
werkstaking
in
de
kolenmijuen
nader
te
over-
wegen.
Besloten
werd
voor
het
oogenblik
geen
nieuwe
voorstellen
in
te
dienen
om
tot
eene
schikking
te
geraken,
maar
aan
de
mijneige-
naren
en
de
werkstakers
te
doen
weten
dat
de
burgemeesters
bereid
zijn
een
onderhoud
te
vergemakkelijken.
De
secretaris
van
den
Mijnwerkersbond
heeft
heden
avond
verklaard
dat
de
werklieden
bereid
zijn
tot
eene
samenkomst
met
de
mijneigenaars,
maar
dat
zij
die
liever
zelven
zullen
beleggen
dan
door
tusschenkomst
der
burgemeesters.
Heden
worden
ongeregeldheden
verwacht
bij
de
mijnen
van
Pinxton,
waar
de
werkstakers
den
arbeid
hebben
hervat
met
aanneming
eener
loonsverlagiug
van
15
9/0.
Er
zijn
troepen
heengezondeu.
Frankrijk.
Een
geval
van
waanzin.
—
Giste-
ren
werd,
in
den
omtrek
van
het
Champ
de
Mars,
een
persoon
aangehouden
die
blijken
gaf
van
de
hevigste
opgewondenheid.
Zijn
zorg-
vuldige
kleeding
scheen
aan
te
duiden
dat
de
man
tot
den
gegoeden
stand
behoorde.
Hij
werd
naar
het
politiebureau
gebracht,
doch
het
was
niet
mogelijk,
zijn
identiteit
vast
te
stellen.
Ziehier
het
afschrift
van
eenige
bladzijden
uit
een
cahier
dat
de
man
in
zijn
zak
droeg:
„Al
mijn
bloedverwanten
van
buiten
de
stad
zijn
bij
mij
gelogeerd.
Mijn
oom
uit
Gisors
slaapt
in
mijn
kamer.
Mijn
nichten
uit
Pontojr
éón
ding
veronderstellen
.
.
.
.
.
..
Gij
begint
ge-
noeg
van
mij
te
krijgen!”
Memento
inori!
Uit
het
Duitsch
van
OSSII’
SCHUBIN.
7)
Mijne
tante
sprak
haar
zegen
uit
over
onze
ver-
loving.
lk
was
awergelnkkig.
Spoedig
bleek
het
mij.
dat
ik
Sooja.
ioi
hiermeslechts
halfgekend
‚had,
dat
zij
met
eigenaardig
trotschen
schroom
hare
schoouste
eigenschappen
voor
mij
verbor-
gen
had
gehouden.
.
‚-
Zij
toonde
mij
het
liefdevolst
ontzag,
bewees
mij
de
roerendste
opletteudheden,
en
bleef
bij
dat
alles
toch
terughoudend,
op
ongenaakbaar-
heid
af.
‚
_
En
niettegenstaande
alles
kwam
de
oude
kwaal
weer
boven.
Telkens
en
telkens
weer
bekroop
mij
die
afschuwelijke
angst,
hij
deed
het
hart
in-
eenkrimpen
en
maakte
mij
in
mijzelf
gekeerd
en
stil,
zoodat
mijne
arme
verloofde
het
bemer-
ken,
ja
er
zich
door
gekreukt
voelen
moest.
Op
zekeren
avond
voelde
ik
mij
bijzonder
ontstemd.
Het
was
nog
altijd
aan
den
Rijn,
op
een
van
ruw
hout
getimmerd
balkon,
dat
op
een
in
den
maneschijn
slapenden
tuin
vol
bloeiende
lindehoomen
uitzicht
gaf.
Daar
kwam
Sonja
bij
mij
staan
en
zei
eenig-
zins
aarzelend:
„Wladimir,
scheelt
er
wat
‚aan?
——
Voelt
gij
u
ziek?
—
of
hebt
ge
ver-
driet
over
iets?”
Volstrekt
niet”
antwoordde
ik
heftig,
‚‚
hoe
komt
ge
op
dat
denkbeeld?”
Ik
scbrikte
zelf
van
den
scherpen
toon
mijner
stem
en
sprak
niet
verder.
„
Dan!.....”
zij
haalde
diep
adem,
„dan.....
kan
ik
slechts
——
Ik
!....”
riep
ik
geheel
ontsteld.
—
Gij
moet
er
niet
te
veel
tegen
opzien,
mij
dit
te
bekennen,”
zeide
zij,
zich
met
moeite
groot
houdend
en
met
droevigen,
doch
trotschen
oogopslag,
1/
ik
behoor
niet
tot
dat
zwakke
soort
van
meisjes,
die
aan
longtering
sterven,
wan-
neer.
.
...”
Zij
bloosde
en
wendde
het
hoofd
af;
u
ik
geef
u
uw
woord
terug”,
fluisterde
zij.
—
Sonja”,
riep
ik,
„hoe
komt
ge
om
gods-
wil
op
de
gedachte,
dat.
.
.
.
dat.
.
.
.”
—
Dat
ik
u
verveel?”
voltooide
zij
half
lachend,
ha.lf
schreiend
mijn
zin.
„Omdat
het
zoo
natuur-
lijk
zou
wezen.
Ik
ben
niet
zoo
als
andere
meisjes,
ik
kan
niet
coquetteeren,
ik
kan
alleen
maar....”
Zij
bleef
steken
en
zag
verlegen
en
innig
met
bare
groote
oogen
naar
mij
op,
begon
eerst
over
haar
geheele
lichaam
te
beven
en
toen
bitter
te
snikken.
—-
Gij
kunt
alleen
maar
liefhebben
—
is
het
dat,
wat
gij
zeggen
wilt?”
Zij
knikte
van
ja.
„En
gij?”
vroeg
zij,
mij
diep
in
de
oogen
ziende.
Wat
ik
haar
toen
heb
geantwoord?
Nu,
in
elk
geval
bleek
het
voldoende
om
haar
twijfel
te
verdrijven.
Toen
stonden
wij
nog
een
poosje
naast
elkander,
zonder
te
spreken
en
gelukkig.
De
nachtwind
ruischte
door
de
boomen
en
hier
en
daar
viel
een
lindebloesem,
door
de
maan
doodgekust,
zachtkens
neder
op
den
grond.
Plotseling
stak
Sonja
haar
kleine
hand
in
de
mijne.
„En
nu,
Wolodja,
moet
je
me
biechten,
wat
je
zoo
treurig
maakt?”
fluisterde
zij.
—
Niets,
waarin
gij
een
rol
speel,
mijn
eigen
lieveling,”
hernam
ik.
Toen
legde
zij
haar
hoofdje
met
schuchter
aarzelende
teerheid
op
mijn
schouder.
--
Ook
niets,
waarover
ik
je
zou
kunnen
troosten?”
sprak
zij
zoo
zacht,
dat
ik
bare
woorden
slechts
met
mijn
hart
kon
verstaan.
‘meiskes
hebben
haar
tenten
opgeslagen
in
het
salon.
De
Lenoir’s,
bloedverwanten
in
den
derden
graad,
kampeeren
in
de
bibliotheek.
Barhado
moet
zich
met
de
rookkamer
behelpen.
Ik
hoopte,
in
een
hotel
mijn
toevlucht
te
kunnen
vinden
———
alle
hotels
zijn
vol.
Nu
zal
ik
maar
op
de
vliering
gaan
slapen.
„Maandag.
-—
Zij
zijn
nog
niet
aangekomen.
De
geestdrift
heeft
zijn
toppunt
bereikt.
Het
enthousiasme
vervult
de
straten,
blaast
door
de
lucht,
doet
de
plooien
der
vlaggen
klapperen,
straalt
op
het
gelaat
van
Bouvard,
die
Pécuchet
gelukwenscht.
Men
ademt
geestdrift,
men
baadt
er
zich
in.
Ik
heb
er
mijn
oogen
en
mijn
ooren
vol
van.
‚zllzïaisdag.
——
Ik
heb
getracht,
de
Rue
de
Greuelle
door
te
gaan.
Men
wachtte
hen
in
drie
ministeries.
Ik
begaf
mij
naar
de
Place
de
la
Concorde
—.—‚-
zij
konden
ieder
oogenblik
in
het
ministerie
van
marine
aankomen.
Toen
beproefde
ik,
den
boulevard
over
te
steken
ter
hoogte
van
de
Rus
Drouot
Ik
heb
een
om-
weg
moeten
maken
langs
de
Bastille.
„Mevrouw
Lenoir
is
verliefd
op
het
heele
eskader,
op
de
ouderen
om
hun
deftighcid,
op
de
jongeren
van
wege
hun
minzaamheid.
Zij
verzekert
aan
al
wie
’t
hooren
wil,
dat
de
ad-
miraal
naar
haar
gekeken
heeft.
Barbado
spreekt
over
Wladimir
en
Alexis
alsof
zij
samen
op
de
koeien
gepast
hadden.
Aan
het
dessert
ver.-
scheen
een
afschuwelijk
bakscl
op
tafel,
met
een
suikeren
vlag
in
de
„bevriende
kleuren”
.
.
.
Ik
wil
niet
meer
thuis
eten.
„Woensdag.
——
Bij
mevrouw
X
gedineerd.
Er
was
er
een
aan
tafel!
Er
was
niemand
anders
dan
hij
!
!
.
.
.
Ik
ga
niet
meer
uit
dineeren!
„
Den
avond
doorgebracht
in
de
Opera-Co-
mique.
Zij
waren
er!
—-—
Ik
ga.
niet
meer
naar
den
schouwburg.
‚‚
De
bladen
zijn
vol
van
hen,
tot
de
adver-
tenties
toe.
Ik
lees
geen
kranten
meer.
„Ik
heb
hzíiíi‘
heel
goed
herkend
aan
een
der
vensters
van
de
Avenue
de
l’Opéra.
Zij
wierp
hun
kushandjes
toe,
zij
had
haar
handschoenen
uitgetrokken.
-—
Ik
wil
haar
nooit
meer
terug-
zien.
‚‚
Donderdag.
—»-
Ik
heb
getracht,
Parijs
te
ont-
vluchten,
Teruggedrongen
door
de
kolonne
die
de
lijn
der
groote
boulevards
in
beslag
neemt,
ben
ik
naar
het
station
Montparnasse
gegaan.
De
buitenste
boulevards
zijn
verstopt
door
de
menigte.
In
den
ongelijken
strijd
overwonnen,
heb
ik
mij
in
wanorde
teruggetrokken.
Overi-
gens
zijn
de
spoorwegen
ook
niet
veilig
meer.
Däbeambten
hebben
hun
bezinning
verloren
door
den
toevloed
van
passagiers;
zij
laten
de
treinen
maar
komen
en
gaan,
of
er
een
botsing
van
komt
of
niet....
„Vrijdag.
—
De
brieven
die
ik
van
ochtend
ontving:
„Waarde
Heer
—
Gij
zijt
altijd
zoo
vriende-
lijk
voor
ons
geweest
dat
ik
het
waagopnieuw
een
onbescheidenheid
te
begaan.
Zou
het
u
mogelijk
zijn
ons
een
toegangskaart
te
bezorgen
voor
het
carrousel
op
het
Champ
de
‘Mars?
Dank
zij
uw
prachtige
relatiën,
kunt
gij
wat
gij
wilt.
rekenen
vast
wp
u
.”
„Geachte
Heer
—
Kunt
gij
ons
niet
eene
toegangskaart
verschaffen
voor
het
carrousel
van
Zondag
a.
s.?
Mijn
vrouw
zou
er
zoo
gaarne
heengaan!
Zij
verlangt
er
zoo
naar,
dit
unieke
„
Hoe
ik
haar
aanbad
!
Als
ik
daaraan
deuk
-—
wordt
het
mij
zoo
vreeselijk
te
moede.
Ik
be-
grijp
maar
niet,
dat
wij
een
en
hetzelfde
mensch
zijn,
die
trouwhartige
jongen
van
toen,
en
ik.
Het
is
mij,
alsof
ik
sedert
een
andere
ziel
heb
gekregen.”
d’:
9%
âlé
——
Den
volgenden
da„g
ontving
ik
een
brief
van
mijn
broeder
Boris.
Op
’teerste
gezicht
herkende
ik
zijn
Schrift
niet
eens.
Het
ivas
stijf
en
met
krullen
versierd
en
op
verscheidene
plaatsen
waren
er
voor
mij
natuurlijk
onlees-
bare
zinnen
van
Chineesche
schrijfteukerls
tus-
schen
gevoegd.
Hij
sctvseef
veel
over
het
groot-
sche
plan:
de
algemeene
dienstplicht
in
Cnina
in
te
voeren.
„
Met
het
Chineesche
leger”,
zoo
ein-
digde
zijn
brief,
„waag
ik
het
vol
moed,
Europa
te
bevrijden
en
alle
(lynastieën
en
vooroordeelen
met
éón
slag
honderd
jaar
achter
den
tegen-
woordigen
tijd
terug
te
schuiven.
„Ik
weet,
dat
mijn
broeder
zich
vroeger
veel
met
staathuishoudkunde,
en
in
den
laatsten
tijd
veel
met
het
Chineesch
had
bezig
gehouden,
hetgeen
blijkbaar
een
en
ander
van
den
inhoud
van
zijn
brief
verklaarde.
Toch
bleef
hij
mij
nog
raadselachtig
genoeg.
Te
vergeefs
beproefde
ik
in
de
verschillende
ongerijmdheden
van
het
wonderlijke
document
opzettelijke
en
geestige
overdrijving
te
zien
—
de
indruk,
dien
de
brief
bij
mij
achterliet,
bleef
beangstigend
en
neer-
drukkend.
„Daar
mijn
broeder
als
zijne
dringende
wensch
had
te
kennen
gegeven,
mij
spoedig
te
ontmoe-
ten,
en
wel
in
Baden,
waarheen
hij
mij
uit
Parijs
zou
tegemoet
reizen,
begaf
ik
mij
dan
ook
werkelijk
naar
dit
beroemde
lieve-
lingsoord
der
Russen,
waarheen
mijne
tante,
die
in
dien
tusschentijd
nog
een
vriendin
harer
jeugd
te
Bonn
wilde
bezoeken,
mij
zoo
spoedig
mogelijk
beloofde
te
volgen.
Ik
kwam
te
Ba-
feest
bij
te
wonen.
Zij
vraagt
mij,
u
uit
haar
naam
te.
verzoeken,
u
die
moeite
te
geven,
zij
verzekert
dat
gij
het
niet
kunt
weigeren
.
.
."’
„Ouwe
jongen,
help
mij
eens
uit
de
verlegen-
heid.
Héloïse
is
dol
op
militairen.
Nu
zal
Zondag
de
heele
Machinen-galer■
er
vol
meê
zijn.
Een
invitatie,
als
’t
je
blieft!
Dan
zal
je
voor
heftige
tooneelen
en
allerlei
last
bewaren:
je
zeer
toegenegen
.
.
.
3b
Etc.
etc.
_
„Zaterdag.
——
Van
nacht
wakker
geschrikt.
Verward
geraas
van
stemmen;
dof
gerommel
en
geloop.
Is
er
oproer?
Er
schijnt
licht
in
de
kamer.
Ik
roep:
„Brand,
braud!”....
Het
was
de
fakkeloptocht
maar,
„Zondag
—
Ik
kan
niet
meer,
zóó
iets
heb
ik
nooit
bijgewoond.
Ik
ben
te
Parijs
geweest
met
het
beleg,
ik
ben
er
gebleven
onder
de
Commune.
Ik
ben
er
bij
geweest
toen
Thiers
begraven
werd,
en
Gambetta
en
Victor
Hugo.
Ik
ouzicrga
ieder
jaar
de
verschrikkingen
van
den
14°“
Juli.
Dat
alles
is
niets
geweest
bij
hetgeen
de
„Russische
overheersching”
voor
ons
iu
petto
hield.
„En
het
blijft
onveranderlijk
mooi
weer!
..
.
Ik
gevoel
dat
ik
slecht
wordt.
„Van
nacht
zijn
ze
bij
mij
binnengedrongen.
Ze
zijn
binnengekomen
door
het
venster.
Ik
zag
ze.
Maar
ik
kon
ze
niet
tellen,
zoo
veel
waren
er.
En
de
wanden
van
mijn
kamer
zetten
uit
om
er
nog
meer
te
kunnen
bergen,
steeds
meer.
Zij
dwongen
mij,
op
te
staan
en
lieten
mij
den
tijd
niet,
mij
aan
te
kleeden.
Toen
nam
admiraal
Avelane
mij
bij
de
hand
en
forceerde
mij
een
duizelingwekkende
taran-
dole
met
hem
te
dansen
bij
de
tonen
van
het
Russische
Volkslied.
Toen
ik
eindelijk
kon
uit-
brengen:
„Help,
help!”
vond
men
mij
op
den
grond
liggen,
badende
in
het
zweet,
zóó
had
die
lichaamoefening
mij
afgemat
!
.
.
...”
Deze
zinnen
en
nog
andere,
minder
samen-
hangend,
scheeu
zinsverbijstering
aan
te
duiden.
De
opgewonden
man
zal
in
een
gesticht
ge-
,
plaatst
worden,
onder
het
strengste
toezicht.
(Journal
des
Débats.)
Acht
Russische
officieren
brachten
heden
morgen
te
Versailles
een
bezoek
aan
het
mu-
seum‚
het
paleis
en
het
Trianon.
In
het
stad-
huis
werd
hun
de
eerewijn
aangeboden,
waarna
in
de
feestzaal
een
déjeuner
werd
opgediend.
Verscheidene
personen
zijn
gisteren
avond
vrij
ernstig
gekwetst,
in
het
gedrang
of
door
uit
de
boomen
of
van
banken
te
vallen.
Een
ambte-
naar
bij
een
der
ministeriën,
door
een
■auwte
overvallen,
is
niet
weder
bijgekomen.
Op
de
Place
de
la
République
Werd
een
in-
specteur
van
politie
bij
een
opstootje
ernstig
mishandeld
door
een
viertal
personen,
die
later
in
hechtenis
genomen
werden.
Naar
men
zeggt,
zou
een
Duitsch
spion
van
de
drukte
gebruik
gemaakt
hebben
om
schetsen
te
maken
bij
het
fort
Montmorency.
De
man
is
door
het
garnizoen
ingerekend.
Op
het
Elysée
werd
te
twaalf
uur
een
afscheids-
dejeuner
gegeven
aan
de
Russische
officieren;
vervolgens
had
in
het
„Cercle
de
l’uniou
artis-
tique”
eene
matiuóe
plaats
te
hunner
eere.
Deze
„
matinee”
duurde
tot
in
den
avond;
admiraal
Avelane
en
zijne
officieren
begaven
zich
toen
den
aan,
maar
vond
in
liet
door
hem
aange-
wezen
hotel,
noch
mijn
broeder,
noch
een
brief
die
zijne
afwezigheid
verklaarde.
In
onbe-
schrijfelijke
verveling,
wachtte
ik
een,
twee
dagen.
De
derde
dag
naderde
zijn
einde
——-
en
van
Boris
taal
noch
teeken.
Daar
.
.
.
.
.
hoe
goed
herinner
ik
het
mij!
Het
was
tegen
den
avond
en
zeer
zwoeal.
Ik
zat
bij
neergelaten
gordijnen
aan
mijn
schrijftafel
en
had
juist
een
brief
Sonja
geëindigd.
Achteloos
namn
ik
een
Frr-insche
courant
ter
hand,
de
Fajyaro
was
het.
Ik
las
een
weerbericht,
een
grappige
anectiolrw
over
vorstin
B.,
toen
een
„
opzienba-
rend
geval
.
.
.
.
.”
„Het
handelde
over
„een
Russisch
edelman,
dien
gansch
Parijs
kent,
een
zonderling
met
(lespotisuh
karakter
en
liberale
denkbeelden:
Vorst
8..
.
..”
Gisteren
heeft
hij
zich
in
het
Bois
naar
het
rijtuig
des
keizers
begeven
en
heeft,
hem
de
hand
toestekeud,
Z.
M.
toegeroe-
pen:
„
Mon
cousin
puis-je
compter
sur
vous?”
Hij
hield
zichzelf
voor
den
keizer
van
China.
Aanvallen
van
krankzinnigheid
schijnen
reeds
meer
in
de
familie
S.
voorgekomen
te
zijn.
De
voorname
zieke
bevindt
zich
reeds
onder
het
geneeskundig
toezicht
van
dokter
Blanche!”
„
Die
voorname
zieke
was....
mijn
broeder
Boris.”
„Hoe
ik
de
volgende
drie
uren
doorbracht...
ik
weet
het
niet
meer.
—
In
mijne
herinnering
zijn
zij
niets
dan
een
zwarte
vlak,
die
mij
doet
huiveren.
Toen
ik
weer
tot
bezinning
kwam,
was
het
eerste
waar
mijn
oog
op
viel,
mijn
brief
aan
Sonja.
Ik
brak
hem
open
en
las
hem
tweemaal
langzaam
over
van
den
datum
af
tot
de
onderteekening
toe.
Toen
verscheurde
ik
hem
in
lange,
smalle
reepen.
Nu
was
alles
uit.
(Slot
volgt).