Tekstweergave van DC_1898-05-02_010

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
herbergier Kooij te Strijen voor f 1; 2°. in ' den nacht van 18 op 19 Maart jl., een hoeveelheid aardappelen had ontvreemd ten nadeele van den landbouwer L. D. Kluifhoofd te Strijen, en daarvan ongeveer 1 hectoliter had verkocht aan schipper van Roon voor f 3.50. Bek]. ontkende de aardappelen te hebben weggenomen, het waren zijn eigen aardappelen die hij had geteeld op het „Hoogezand” onder Numansdorp en wat het snijden der biezen be- treft, daartoe had hij vergunning gekregen. Het O. M. reqnireerde na verhoor der ge- tuigen 3 maanden gevangenisstraf. In een Donderdag door het kantongerecht te ’s-Gravenhage behandelde d r a n k w e t— o v e r- treding (toediening, zonder vergunning, door zijne bierhuishoudster, van sterken drank aan twee niet in uniform gekleede politieagenten), voerde de gemachtigde van beklaagde, de advo- caat mr. D. S. van Emden, als voornaamste verdediging provocatie van de overtre- ding door de politiebeambten, die bei- den in staat van dronkenschap zouden verkeerd hebben. Om dit laatste te bewijzen legden vijf getuigen a decharge verklaringen af, waaruit bleek dat allen uit onbehoorlijke handelingen van de agenten hun kennelijken staat hadden afgeleid. Als feiten gaven zij op dat de ver- balisanten zich moeilijk staande konden houden, bezoekers van het bierhuis uitscholden omdat dezen hen niet wilden trakteeren, onzedelijke uitlatingen jegens een dienstmeisje deden, de kachel bijna omver liepen, een hond mishan- deld hadden en, als toppunt, nadat zij eindelijk het lokaal hadden Verlaten, een slagerswinkel waren binnengetreden om een stukje rauw een beetje op De beklaagde bierhuishoudster zeide dat juist die houding der agenten, in wie zij een paar dronken kerels veronderstelde, haar tot het toe- dienen van den drank, door hen geëischt, had bewogen uit vrees dat de inventaris van haar bierhuis gevaar liep stukgeslagen te worden indien zij bleef weigeren te schenken. De politiebeambten ontkenden ten sterkste in eenigen abnormalen toestand te hebben verkeerd, o. a. met een beroep op het feit dat zij, volkomen nuchter het politiebureel verlaten hebbende om de overtreding te gaan constateeren, in even normalen toestand eenigen tijd daarna de bekeuring aan hun chef ter politiebureele gingen aankondigen, een voorschrift door den commissaris juist ver- ordend opdat een al of niet normale toestand van verbalisanten na het constateeren eener drankwetovertreding kan worden vastgesteld eenige oogenblikken na de bekeuring; ook hadden ze geen aandrang tot schenken gebezigd. Het O. M. vorderde f 20 boete, er op wij- zende dat de getuigen a decharge de dronken- schap slechts a■eidden uit handelingen der agenten, doch er niet in geslaagd waren be- paalde feiten bij te brengen, die onomstootelijk dronkenschap bewezen. Mr. van Emden, die eerst in het algemeen een protest deed hooren tegen uittarting tot misdrijf of overtreding, stelde de verklaring der vijf getuigen à- décharge tegenover die der twee agenten, en wees er nadrukkelijk op dat gedra- gingen, als ter terechtzitting geconstateerd, wel- licht niet als uit dronkenschap voortkomende zouden zijn aan te merken bij personen, die gewoon zijn te schelden, onzedelijke taal te uiten enz., maar op een absoluut abnormalen geestes- toestand wijzen bij politiedienaren, van wie im- mers niet mag verondersteld worden dat onbe- hoorlijk optreden hun gewoonte is. Pleiter concludeerde tot vrijspraak wegens provocatie of ontslag van rechtsvervolging op juridieke gronden. Woensdag zijn voor de civiele kamer der rechtbank te Utrecht de pleidooien gevoerd in een geschil tusschen het dagblad Het Centrum en een geestelijke, pastoor Kaag te Duivendrecht. Deze laatste had aan Het Centrum aangeboden verslagen en andere berichten te leveren zonder daarvoor salaris in rekening te brengen, doch tegen vergoeding van de kleine dagelijksche uitgaven, die hij ten behoeve van zijn corres- pondentie zou doen. Het Centrum nam dit aan- bod gretig aan, en gedurende tien of twaalf maanden werden de zeer gewaardeerde bijdra- gen van pastoor Kaag in het blad opgenomen. Toen echter zond pastoor Kaag een rekening zijner „kleine dagelijksche uitgaven” aan den toenmaligen directeur van het blad, den heer Brugman, en daar deze nota een totaal bedrag aanwees van f 991.03 verkoelde de verstand- houding wel eenigszins. In zeer beleefde ter- men werd den op prijs gestelden medewerker te kennen gegeven, dat deze nota niet kon wor- den voldaan, doch dat de administratie bereid zou zijn, eventueel den daarop voorkomenden post van f 113.40 voor déjeuners in het Bible Hotel te Amsterdam te vergoeden. Na eenige correspondentie werd den pastoor aangeboden, hem het gevorderde bedrag te betalen in aan- deelen eener pas door het Centrum gesloten obligatieleening, waarvoor bij echter bedankte. Mr. A. Pitt trad op voor den eischer, den heer H. Vreesman te Amsterdam, die de vor- dering van pastoor Kaag had overgenomen, daar deze, als geestelijke, niet zelf in het ge- ding wilde optreden. weken. Mr. Dion.‘ Koilen pleitte voor Het Centrum. De uitspraak werd bepaald op over vier Voor het kantongerecht te Goes is eene zaak behandeld, die bare belangrijkheid ontleent aan de vraag of een schier dagelijks voorkomend feit, nl. het bezorgen van brieven door vrachtrijders, tegen genot van vracht, valt onder wat bij de wet van 15 April 1891 (tot regeling der brieven-posterij) is verboden. Bij art. 2 alinea 4 der wet wordt toegestaan, brieven van één afzender of van personen tot één bnisgezin belioorende of één brief te gelijk tegen loon te vervoeren —— expressen dus —; maar dit mag zoo wij de niet al te duide- lijke redactie van het art. wel begrijpen niet geschieden door ondernemers van openbare mid- delen van vervoer of door bij dezen in dienst zijnde personen. Beklaagd nu van overtreding van deze bepa- ling stond terecht A. H. vrachtbode of vracht- rijder van Kolijnsplaat op Goes, door wien eeni- gen tijd geleden aan mr. P. L. van Eeten, grifîier bij het kantongerecht te Goes, ter griffie brie- ven waren bezorgd, afgezonden door den notaris Noordijke, lid van de Provinciale Staten enz. te Kolijnsplaat. In zijn genoemde qnaliteit maakte mr. Van Eeten den vrachtrijder er opmerkzaam op, dat dit bij de wet verboden is en dat hij verplicht zou zijn daarvan aan de bevoegde autoriteit kennis te geven, indien het meer gebeurde. Ook verzocht hij dit den afzender mede te deelen. Op 8 Maart jl. ontving mr. Van E. wederom een brief van genoemden notaris, ongefrankeerd aangebracht door den beklaagde. Die brief was opengemaakt en op eene gedane vraag ant- woordde de bode, dat hij dat, daartoe door den afzender gemachtigd, gedaan, doch den brief van den notaris gesloten ontvangen had; ook dat hij den afzender in kennis had gesteld met wat mr. Van E. hem gezegd had, nl., dat deze wijze van brievenvervoer verboden is bij de wet. ‘vleesch te vragen ten einde . . . . te knappen. lsnn werd van de zaak kennis gegeven aan den majoor der rijksveldwacht te Goes, die haar onderzocht en aan wien de vrachtenaar bekende, dat hij, tegen een vast loon, van den notaris Noordijke alles mee moest nemen, 0. a. een bus met stukken, waarvan het sleuteltje berust op het kantoor der registratie te Goes; dat die bus aldaar werd geopend en geledigd, en dat hij dan de daarin zich bevindende brieven in de stad bestelt; en voorts dat hij de brieven voor den griffier open deed alvorens die te bestellen. Daarop is door de rijksveldwacht te Kolijns- plaat de afzender gehoord, die een en ander bevestigde. Van een en ander zijn vervolgens processen-verbaal opgemaakt, welke opgezonden zijn aan de directie der pesterijen te “s-Graven- hage, die de zaak ter vervolging stelde in handen van den ambtenaar van het O. M. bij het kan- tongerecht te Goes. - De kantonrechter legde voornamelijk den na- druk op de vraag aan den beklaagde: 1e. Ont- vangt gij loon voor de diensten, die gij voor den heer N. verricht? Waarop beklaagde ant- woordde, dat hij jaarlijks een vaste som daar- voor geniet, doch niet afzonderlijk voor het bezorgen van dezen brief is beloond. 2. Op de vragen: Hebt gij een aanstelling als vrachtrijder; hebt gij kennisgeving gedaan aan het bestuur uwer gemeente, dat ge u als vrachtrijder hebt gevestigd, of hebt gij dit op andere wijze, bijv. door adverteeren in de kranten gedaan? antwoordde bekl. ontkennend, terwijl hij een bevestigend antwoord gaf op de vragen: Rijdt gij als gij wilt? Stelt ge u voor een ieder beschikbaar? Weigert gij iets mee te nemen als gij wilt? De ambtenaar van het O. M., het woord ver- krijgende stelde op den voorgrond dat tot een veroordeeling noodig is het bewijs: 1°. dat het vervoerde voorwerp is ìgeweest een brief (open of niet open); 2°. dat een vrachtkar is een openbaar middel van vervoer; 3°. dat het ver- voer geschied is tegen genot van vracht; en 4°. dat het feit niet valt onder de uitzonderingen, genoemd in bovengenoemd artikel. De ambtenaar nam deze vier punten als vaststaande aan. En nu had wel is waar de beklaagde, op last van een ander gehandeld, maar hij had dit als vrij man (kunnen weigeren. Ook was beklaagde reeds gewaarschuwd; niette- min waren hij en de afzender met dit brieven- vervoer voortgegaan. Het feit wettig en over- tuigd bewezen achtende, eischte de ambtenaar veroordeeling van den beklaagde tot f 1 boete, subsidiair 3 dagen hechtenis. Uitspraak 3 Mei. (G. Ct.) «:- Voor de ara-rechtbank te Roermond heeft terecht gestaan J. W., thans gedetineerd, be- schuldigd van moord op Antoon Tielen, in de Nieuwe Parochie te Zomeren, 27 Februari j.l. gepleegd. De eisch van het O. M. luidde tien jaren gevangenisstraf. Voor de rechtbank te Heerenveen heeft te- recht gestaan H. ontslagen brievengaarder te Wanneperveen, beschuldigd het geld voor postwissels. hem ter verzending toevertrouwd, niet te hebben verzonden en zich die gelden te hebben toegeëigend. Negen verduisteringen werden hem ten laste gelegd. Voor den rechter-commissaris had hij bekend. Acht getuigen {t charge werden gehoord. Bij de behandeling bleek, dat beklaagde uiterst slordig was, het geld deponeerde inde huishou- delijke kas, enz. Later, toen de feiten aan het licht kwamen, zijn de tekorten gedekt door zijne familie. Het O. M. eischte tegen hem, wegens verduis- tering, 1 jaar gevangenisstraf. ‘„ a í .îl voor Honderd Jaren. l MEI ‘[798. Morgen 1 Mei zal het juist een eeuw geleden zijn, dat de Bataafsche Republiek haar eerste definitieve blaatsregeling ontving. Dit feit is hoogst gewichtig in de geschiedenis van ons volksbestaan: een korte schets van den loop der zaken moge dat eenigszìns in het licht stellen. ‘Afbreken is gemakkelijker dan opbouwen. Dit ondervonden ook zij, die in 1795 onder de hoede der Fransche republikeinen een eind aan de regeering der Unie hadden gemaakt. De Staten-Generaal, van conservatieve elementen gezuiverd, gesteund door eenige Comités leidden voorloopig het bewind. Toen eindelijk in Mei 1795 de Haagsche Alliantie met Frankrijk geslo- ten was, en men zich gerust gevoelde over de onafhankelijkheid van den staat —— althans in naam toen de vrees voor het terrorisme, waarvan Amsterdam het brandpunt was, door de kloeke houding van mannen als Schimmel- penninck geweken was, toen begon men in te zien, dat in de plaats der oude afgeleefde Unie- regeering iets anders moest komen, Wat dat zijn zou, was den meesten revolutionairen echter nog niet helder. „Zij hadden geen programma, dat zij wilden uitvoeren, geen leiders, aan Wie zij gehoorzaamden,” zegt Jorissen. En toch ter voorkoming der anarchie, ter beteugeling van het volk, dat de handen meende te kunnen uitstrekken naar de regenten van het oude regime moest er iets gedaan worden. Maar men hinkte op twee gedachten; men was bevreesd, om de souvereiniteit der provinciën aan te ran- den, omdat daar meer aan vast hing, dan dat men zoo oppervlakkig zeggen zou; Drente en lírabant wilden op gelijke lijn met de andere gewesten geplaatst worden. Van een ondeel- bare republiek had men nog slechts een vage voorstelling; alles was nog met den geest der Unie doortrokken. Maar de Nationale Vergade- ring, die 1 Maart 1796 de Staten-Generaal ver- ving, en die door een nieuw stelsel van ver- kiezing tot stand gekomen was, gaf nog meer vreemds te zien. „Nimmer zag Nederland zoo- veel wijsheid onder een dak verzameld,” zei een tijdgenoot, van de 126 afgevaardigden, maar wat zij hebben uitgericht, was toch bitter wei- nig. Men bestookte elkaar op heftige wijze, en wel voornamelijk over een questie, die wel- dra de geheele republiek in twee kampen ver- deelde. Zou de oude souvereiniteit der gewes- ten gehandhaafd blijven, of zou de staat e'e'n en ondcellzaar zijn? Tot in het kleinste dorpje wer- den deze vragen besproken en in verschillenden geest beantwoord. De radicale patriotten wil- den natuurlijk geheel met het oude breken, en waren heftige Unitaríssen. Door hun toedoen werd het eerste ontwerp eener grondwet, door een foederalislisclz gekleurde commissie opgesteld, verworpen. Een nieuw concept weervoer geen beter lot. en toen eindelijk na een langen lijden:- weg in Augustus 1797 een ontwerp tot stand gekomen was, werd het in de grondvergade- ringen met een verpletterende meerderheid van 80.000 stemmen verworpen. Het ontwerp voldeed den Unitarissen evenmin als de foederalisteiz. Slechts de moderaten. von- den het naar hun zin; maar wat baatte dat, waar de radicale stroom der grondvergaderingen alles meesleurde? Zoo was er twee jaar ge- arbeid zonder vrucht: de eerste Nationale ver- gadering kon naar huis gaan. Nieuwe verkie- zingen brachten nieuwe representanten, waarvan het meerendeel Unitarissen was; de moderaten trokken zich terug, en bovendien waagden DAENDELS en MIDDERHEII 22 Januari 1798 den bekenden Coup d’e’tat, waarbij zij het foederalisnze voor goed machteloos maakten, door 28 zijner aanhangers gevangen te nemen. ’t Was wel de kortste weg, om aan het geharrewar een einde te maken. want het stond aan te zien, dat de tweede Nationale even weinig doen zou als de eerste. Groote vragen, als de amalgame der schulden, de scheiding van kerk en staat, de he■/Îizg eener inkomstenbelasting, ten bate der vloot, hielden haar bezig, maar werden verdronken in stroomen van vaderlandsche welsprekendheid en heftige partijschap. DAENDELS bewees zijn land in dien kritieken tijd, toen onze vloot bij Kainperduiot haar laat- sten troef had uitgespeeld, misschien den groot- sten dienst, door onder goedkeuring der Fran- sche regeering, een daad van geweld te plegen, die de langzame staatsmachine aan den arbeid zon zetten. Op dien dag werd de vergaderzaal der Nationale vergadering door troepen omsingeld en geen der afgevaardigden toegelaten, die niet tot de partij der Unitarissen behoorde. „Het werk van den 22 Januari 1798 is niet ondergegaan. Dit is de beste verdediging, die Piizîrsii. VREEDE en zijn volgelingen kunnen doen gelden. Het beginsel van den coup d’e'tat heeft de mannen overleefd, die het deden zegevieren” (JORISSEN). „Het land was voorloopig gered!” kon men juichen. De Nationale vergadering werd een constitueerende, die het Botanische volk ver- tegenwoordigde en weldra met de vrucht harer werkzaamheid zou voor den dag komen. In zeer korten tijd was door een commissie van zeven leden een wetsontwerp van Staatsregeling opgesteld, dat reeds 23 April door de grond- vergaderingen, die van alle foederalístísche ele- menten gezuiverd waren, met overgroote meer- derheid werd aangenomen. Den 1en Mei werd de nieuwe grondwet geproclameerd, den 4en d. a. v. trad zij in werking. Het nieuwe beginsel der Staatseenheid was de grondslag van dit hoogst merkwaardige Staats- stuk. Vooraf gaan de algemeene beginselen: „Het maatschappelijk verdrag wijzigt, noch be „perkt, de natuurlijke rechten van den mensch, „dan in zeoverre zulks ter bereiking van het „oogmerk (der maatschappelijke vereeniging) „noodzakelijk is. Alle de plichten van den ‚,mensch in maatschappij hebben hunnen grond- „slag in deze heilige wet: Doe eenen ander ‚‚niet, hetgeen gij niet wenscht, dat aan u ge- „schiede. Doe aan anderen, ten allen tijde zoo „veel goeds als gij, in gelijke omstandigheden „van hun zoudt wenschen te ontvangen.” Daarna volgen de Burgerlijke en Staatkundige Grondregels, waarin o. a. de vrijheid van druk- pers en van vereeniging worden gewaarborgd, alle heerlijke rechten afgeschaft, alle gilden vervallen verklaard, de belemmeringen op han- del en scheepvaart opgeheven, enz. enz. De acte van staatsregeling bevattende 308 artikelen was voorts verdeeld in 8 tituls: over de Verdeeliitg der Republiek, het Stemvermogen, de machten. die den Staat besturen, het Uitvoerend be- ‘wind, de Departementale- en Gemeentebesturen, de Financiën, de Bezittingen en de Rechterlijke macht. De oppermacht berustte bij het vertegenwoor- digend lichaam, dat gekozen werd door het volk in de grondvergaderingen. Het bestond uit twee Kamers, de Eerste van 64, de Tweede van 30 leden. Het droeg aan vijf directeuren het uit- voerend bewind op, die ter zijde werden gestaan door acht agenten of ministers. De republiek werd in acht departementen verdeeld, met nieuwe namen en grenzen. Elk departement bestond uit ringen, elke ring uit gemeenten. De grondvergaderingen en distric- ten zorgden voor de verkiezingen, die zeer om- slachtig waren. De stemgerechtigie burgers der grondvergaderingen kozen één vertegen- woordiger, eigenlijk een caudidaat. De veertig grondvergaderingen van een district kozen echter ook een kiezer, en dit veertigtal koos uit de candidaten een representant‚ bij volstrekte meerderheid. Verkreeg niemand die, dan moes- ten de kiezers een lijst van drie candidaten opmaken, die in de grondvergaderingen de meeste stemmen hadden bekomen. Om stem- gerechtigd burger te zijn, moest men twintig jaren oud zijn, bijdragen in de lasten van den staat, minstens twee jaren vreemdelingen tien jaren in de Republiek gewoond hebben, de Nederlandsche taal kunnen lezen en schrijven, en in handen van den voorzitter van het plaat- selijk bestuur de verklaring afleggen: „Ik houde het Bataafsche Volk voor een vrij en onafhankelijk Volk en beloof aan Hetzelve trouw. Ik verklaar mijnen on- veranderlijken afkeer van het Stadhouder- lijk Bestuur, het Foederalismus, de Aristo- cratie en Regeeringloosheid. Ik beloof, dat ik in alle mijne verrigtingen, hetzij als stemoefenend Burger, hetzij als kiezer, alle de voorschriften der Staatsregeling getrou- wel■k zal opvolgen, en nimmer mijn stem geven aan iemand, wien ik houde te zijn een voorstander van Stadhouderlijk of Foe- deratief Bestuur, van de Aristocratie of Regeeringloosheid. Dit verklaar ik op mijn Burgertrouw.” Aan alle burgers, die aan het voorgaande voldeden, werd een Acte van Burgerschap gratis afgegeven. De nieuwe grondwet regelde ook het rechts- wezen. In elke gemeente waren een of meer vrederechters. in elk departement burgerlijke rechtbanken en een departementaal gerechtshof‘. De hoogste instantie was het Hoog Nationaal Ge- rechtshof. De geldmiddelen kwamen onder een beheer: de schulden der afzonderlijke gewesten werden samengesmolten; de kerk werd van den staat gescheiden; alleen de leeraren der Hervormde kerk ontvingen voorloopig bezoldiging uit ’s lands kas. De pijnbank werd afgeschaft. Met het oude was dus voor goed gebroken. De provinciale naijver en tegenkanting weken voor de nationale eenheid, die tot op heden gehandhaafd bleef. Wel was de staatsregeling van korten duur, daar ze te sterk centraliseerend en zeer langzaam werkte, maar zij vormde toch steeds den grondslag voor een nieuwe grond- wet: haar beginsel bleef onaangetast. Wij behoeven hier niet verder den loop der zaken na te gaan. Het besluit der constitueerende ver- gadering, om haar leden als leden van het ver- tegenwoordigend lichaam zitting te doen nemen , zette bij velen kwaad bloed en gaf aanleiding tot een tweeden coup d‘e’tat op 12 Juni 1798, toen de partij van het geweld, die haretegen- standers vervolgde en tot terrorisme dreigde te. voeren, den genadeslag ontving. Ook hier was DAENDICLS weer de man. „Hij maakte aan de „omwenteling, wat het beginsel betrof, een „einde”, door zijn daad van den 12 Juni 1798. Nu werd de onwettige regeering door een nieuwe door het volk verkozen vertegenwoordiging ver- vangen, die op 31 Juli haar arbeid aanving. Al hield de staatsregeling van 1798 niet lang stand, doordat zij de eerzucht van velen niet be- vredigde, haar grootste voordeel is gebleven: de staatseenheid viert op den eersten Mei haar honderdjarig bestaan! JAN VAN DE MAAS. Staten-Generaal. TWEEDE KAMER. Overeenkomsten met inlandsche vorsten in den Oostindischen Archipel. De minister van koloniën heeft aan de Tweede Kamer in afschrift doen toekomen de navolgende contracten met inlandsche vorsten in den Oostindischen Archipel of daarmede ge- lijk te stellen stukken. 10, de akte van verband gepasseerd door Pangeran Ario Dajaningrat voor zijn verhe■ing tot hoofd van het Mangkoe Negorosche huis; 2°. het nieuwe contract met Boni, ter ver- vanging van het verouderde contract; 3°. de suppletoire overeenkomsten met Kandbar, Taroena, Manganitoe, Tagoelandang, Taboekang en Siauw (afdeelng Sangi- en Talauer-eilanden), betreffende eene nieuwe re- geling der aan het Gouvernement op te bren- gen schatting; _ 4°. de suppletoire overeenkomst met Barros, tot tegengang van den in- en uitvoer van oorlogsbehoeften: _ _ 5°. de akten van verband en bevestiging afgelegd door en uitgereikt aan den tegen- woordigen bestuurder van Gianjar (Bah); 6°. de suppletoire overeenkomst met Ternate, betreffende eene wijziging in de contractueele bepalingen nopens de rechtspraak in dat sul- tanaat; T 7°. het nieuwe contract met Soppeeg met de daarbij behoorende akte van bevestiging; _ 8°. de akten van verband en bevestiging gepasseerd naar aanleiding van de plaats gehad hebbende bestuursverwisseling in Moüeten (golf van Tomini) en het nieuwe contract met dat landschap; u 9°. de verklaringen betreffende de omschrij- ving der grenzen tusschen Bwool en Tontolr; 10°. de suppletoire overeenkomsten met Bin- taoena, Bwool, Bolang, Oeki, Botsing Itang en Kaidipan betreffende’ de ‘toepasselijkheid onze!‘ m■nverordeningen op die landschappeneir hunne ingezetenen ;