Tekstweergave van DC_1898-05-02_010
Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
herbergier
Kooij
te
Strijen
voor
f
1;
2°.
in
'
den
nacht
van
18
op
19
Maart
jl.,
een
hoeveelheid
aardappelen
had
ontvreemd
ten
nadeele
van
den
landbouwer
L.
D.
Kluifhoofd
te
Strijen,
en
daarvan
ongeveer
1
hectoliter
had
verkocht
aan
schipper
van
Roon
voor
f
3.50.
Bek].
ontkende
de
aardappelen
te
hebben
weggenomen,
het
waren
zijn
eigen
aardappelen
die
hij
had
geteeld
op
het
„Hoogezand”
onder
Numansdorp
en
wat
het
snijden
der
biezen
be-
treft,
daartoe
had
hij
vergunning
gekregen.
Het
O.
M.
reqnireerde
na
verhoor
der
ge-
tuigen
3
maanden
gevangenisstraf.
In
een
Donderdag
door
het
kantongerecht
te
’s-Gravenhage
behandelde
d
r
a
n
k
w
e
t—
o
v
e
r-
treding
(toediening,
zonder
vergunning,
door
zijne
bierhuishoudster,
van
sterken
drank
aan
twee
niet
in
uniform
gekleede
politieagenten),
voerde
de
gemachtigde
van
beklaagde,
de
advo-
caat
mr.
D.
S.
van
Emden,
als
voornaamste
verdediging
provocatie
van
de
overtre-
ding
door
de
politiebeambten,
die
bei-
den
in
staat
van
dronkenschap
zouden
verkeerd
hebben.
Om
dit
laatste
te
bewijzen
legden
vijf
getuigen
a
decharge
verklaringen
af,
waaruit
bleek
dat
allen
uit
onbehoorlijke
handelingen
van
de
agenten
hun
kennelijken
staat
hadden
afgeleid.
Als
feiten
gaven
zij
op
dat
de
ver-
balisanten
zich
moeilijk
staande
konden
houden,
bezoekers
van
het
bierhuis
uitscholden
omdat
dezen
hen
niet
wilden
trakteeren,
onzedelijke
uitlatingen
jegens
een
dienstmeisje
deden,
de
kachel
bijna
omver
liepen,
een
hond
mishan-
deld
hadden
en,
als
toppunt,
nadat
zij
eindelijk
het
lokaal
hadden
Verlaten,
een
slagerswinkel
waren
binnengetreden
om
een
stukje
rauw
een
beetje
op
De
beklaagde
bierhuishoudster
zeide
dat
juist
die
houding
der
agenten,
in
wie
zij
een
paar
dronken
kerels
veronderstelde,
haar
tot
het
toe-
dienen
van
den
drank,
door
hen
geëischt,
had
bewogen
uit
vrees
dat
de
inventaris
van
haar
bierhuis
gevaar
liep
stukgeslagen
te
worden
indien
zij
bleef
weigeren
te
schenken.
De
politiebeambten
ontkenden
ten
sterkste
in
eenigen
abnormalen
toestand
te
hebben
verkeerd,
o.
a.
met
een
beroep
op
het
feit
dat
zij,
volkomen
nuchter
het
politiebureel
verlaten
hebbende
om
de
overtreding
te
gaan
constateeren,
in
even
normalen
toestand
eenigen
tijd
daarna
de
bekeuring
aan
hun
chef
ter
politiebureele
gingen
aankondigen,
een
voorschrift
door
den
commissaris
juist
ver-
ordend
opdat
een
al
of
niet
normale
toestand
van
verbalisanten
na
het
constateeren
eener
drankwetovertreding
kan
worden
vastgesteld
eenige
oogenblikken
na
de
bekeuring;
ook
hadden
ze
geen
aandrang
tot
schenken
gebezigd.
Het
O.
M.
vorderde
f
20
boete,
er
op
wij-
zende
dat
de
getuigen
a
decharge
de
dronken-
schap
slechts
a■eidden
uit
handelingen
der
agenten,
doch
er
niet
in
geslaagd
waren
be-
paalde
feiten
bij
te
brengen,
die
onomstootelijk
dronkenschap
bewezen.
Mr.
van
Emden,
die
eerst
in
het
algemeen
een
protest
deed
hooren
tegen
uittarting
tot
misdrijf
of
overtreding,
stelde
de
verklaring
der
vijf
getuigen
à-
décharge
tegenover
die
der
twee
agenten,
en
wees
er
nadrukkelijk
op
dat
gedra-
gingen,
als
ter
terechtzitting
geconstateerd,
wel-
licht
niet
als
uit
dronkenschap
voortkomende
zouden
zijn
aan
te
merken
bij
personen,
die
gewoon
zijn
te
schelden,
onzedelijke
taal
te
uiten
enz.,
maar
op
een
absoluut
abnormalen
geestes-
toestand
wijzen
bij
politiedienaren,
van
wie
im-
mers
niet
mag
verondersteld
worden
dat
onbe-
hoorlijk
optreden
hun
gewoonte
is.
Pleiter
concludeerde
tot
vrijspraak
wegens
provocatie
of
ontslag
van
rechtsvervolging
op
juridieke
gronden.
Woensdag
zijn
voor
de
civiele
kamer
der
rechtbank
te
Utrecht
de
pleidooien
gevoerd
in
een
geschil
tusschen
het
dagblad
Het
Centrum
en
een
geestelijke,
pastoor
Kaag
te
Duivendrecht.
Deze
laatste
had
aan
Het
Centrum
aangeboden
verslagen
en
andere
berichten
te
leveren
zonder
daarvoor
salaris
in
rekening
te
brengen,
doch
tegen
vergoeding
van
de
kleine
dagelijksche
uitgaven,
die
hij
ten
behoeve
van
zijn
corres-
pondentie
zou
doen.
Het
Centrum
nam
dit
aan-
bod
gretig
aan,
en
gedurende
tien
of
twaalf
maanden
werden
de
zeer
gewaardeerde
bijdra-
gen
van
pastoor
Kaag
in
het
blad
opgenomen.
Toen
echter
zond
pastoor
Kaag
een
rekening
zijner
„kleine
dagelijksche
uitgaven”
aan
den
toenmaligen
directeur
van
het
blad,
den
heer
Brugman,
en
daar
deze
nota
een
totaal
bedrag
aanwees
van
f
991.03
verkoelde
de
verstand-
houding
wel
eenigszins.
In
zeer
beleefde
ter-
men
werd
den
op
prijs
gestelden
medewerker
te
kennen
gegeven,
dat
deze
nota
niet
kon
wor-
den
voldaan,
doch
dat
de
administratie
bereid
zou
zijn,
eventueel
den
daarop
voorkomenden
post
van
f
113.40
voor
déjeuners
in
het
Bible
Hotel
te
Amsterdam
te
vergoeden.
Na
eenige
correspondentie
werd
den
pastoor
aangeboden,
hem
het
gevorderde
bedrag
te
betalen
in
aan-
deelen
eener
pas
door
het
Centrum
gesloten
obligatieleening,
waarvoor
bij
echter
bedankte.
Mr.
A.
Pitt
trad
op
voor
den
eischer,
den
heer
H.
Vreesman
te
Amsterdam,
die
de
vor-
dering
van
pastoor
Kaag
had
overgenomen,
daar
deze,
als
geestelijke,
niet
zelf
in
het
ge-
ding
wilde
optreden.
weken.
Mr.
Dion.‘
Koilen
pleitte
voor
Het
Centrum.
De
uitspraak
werd
bepaald
op
over
vier
Voor
het
kantongerecht
te
Goes
is
eene
zaak
behandeld,
die
bare
belangrijkheid
ontleent
aan
de
vraag
of
een
schier
dagelijks
voorkomend
feit,
nl.
het
bezorgen
van
brieven
door
vrachtrijders,
tegen
genot
van
vracht,
valt
onder
wat
bij
de
wet
van
15
April
1891
(tot
regeling
der
brieven-posterij)
is
verboden.
Bij
art.
2
alinea
4
der
wet
wordt
toegestaan,
brieven
van
één
afzender
of
van
personen
tot
één
bnisgezin
belioorende
of
één
brief
te
gelijk
tegen
loon
te
vervoeren
——
expressen
dus
—;
maar
dit
mag
—
zoo
wij
de
niet
al
te
duide-
lijke
redactie
van
het
art.
wel
begrijpen
—
niet
geschieden
door
ondernemers
van
openbare
mid-
delen
van
vervoer
of
door
bij
dezen
in
dienst
zijnde
personen.
Beklaagd
nu
van
overtreding
van
deze
bepa-
ling
stond
terecht
A.
H.
vrachtbode
of
vracht-
rijder
van
Kolijnsplaat
op
Goes,
door
wien
eeni-
gen
tijd
geleden
aan
mr.
P.
L.
van
Eeten,
grifîier
bij
het
kantongerecht
te
Goes,
ter
griffie
brie-
ven
waren
bezorgd,
afgezonden
door
den
notaris
Noordijke,
lid
van
de
Provinciale
Staten
enz.
te
Kolijnsplaat.
In
zijn
genoemde
qnaliteit
maakte
mr.
Van
Eeten
den
vrachtrijder
er
opmerkzaam
op,
dat
dit
bij
de
wet
verboden
is
en
dat
hij
verplicht
zou
zijn
daarvan
aan
de
bevoegde
autoriteit
kennis
te
geven,
indien
het
meer
gebeurde.
Ook
verzocht
hij
dit
den
afzender
mede
te
deelen.
Op
8
Maart
jl.
ontving
mr.
Van
E.
wederom
een
brief
van
genoemden
notaris,
ongefrankeerd
aangebracht
door
den
beklaagde.
Die
brief
was
opengemaakt
en
op
eene
gedane
vraag
ant-
woordde
de
bode,
dat
hij
dat,
daartoe
door
den
afzender
gemachtigd,
gedaan,
doch
den
brief
van
den
notaris
gesloten
ontvangen
had;
ook
dat
hij
den
afzender
in
kennis
had
gesteld
met
wat
mr.
Van
E.
hem
gezegd
had,
nl.,
dat
deze
wijze
van
brievenvervoer
verboden
is
bij
de
wet.
‘vleesch
te
vragen
ten
einde
.
.
.
.
te
knappen.
lsnn
werd
van
de
zaak
kennis
gegeven
aan
den
majoor
der
rijksveldwacht
te
Goes,
die
haar
onderzocht
en
aan
wien
de
vrachtenaar
bekende,
dat
hij,
tegen
een
vast
loon,
van
den
notaris
Noordijke
alles
mee
moest
nemen,
0.
a.
een
bus
met
stukken,
waarvan
het
sleuteltje
berust
op
het
kantoor
der
registratie
te
Goes;
dat
die
bus
aldaar
werd
geopend
en
geledigd,
en
dat
hij
dan
de
daarin
zich
bevindende
brieven
in
de
stad
bestelt;
en
voorts
dat
hij
de
brieven
voor
den
griffier
open
deed
alvorens
die
te
bestellen.
Daarop
is
door
de
rijksveldwacht
te
Kolijns-
plaat
de
afzender
gehoord,
die
een
en
ander
bevestigde.
Van
een
en
ander
zijn
vervolgens
processen-verbaal
opgemaakt,
welke
opgezonden
zijn
aan
de
directie
der
pesterijen
te
“s-Graven-
hage,
die
de
zaak
ter
vervolging
stelde
in
handen
van
den
ambtenaar
van
het
O.
M.
bij
het
kan-
tongerecht
te
Goes.
-
De
kantonrechter
legde
voornamelijk
den
na-
druk
op
de
vraag
aan
den
beklaagde:
1e.
Ont-
vangt
gij
loon
voor
de
diensten,
die
gij
voor
den
heer
N.
verricht?
Waarop
beklaagde
ant-
woordde,
dat
hij
jaarlijks
een
vaste
som
daar-
voor
geniet,
doch
niet
afzonderlijk
voor
het
bezorgen
van
dezen
brief
is
beloond.
2.
Op
de
vragen:
Hebt
gij
een
aanstelling
als
vrachtrijder;
hebt
gij
kennisgeving
gedaan
aan
het
bestuur
uwer
gemeente,
dat
ge
u
als
vrachtrijder
hebt
gevestigd,
of
hebt
gij
dit
op
andere
wijze,
bijv.
door
adverteeren
in
de
kranten
gedaan?
antwoordde
bekl.
ontkennend,
terwijl
hij
een
bevestigend
antwoord
gaf
op
de
vragen:
Rijdt
gij
als
gij
wilt?
Stelt
ge
u
voor
een
ieder
beschikbaar?
Weigert
gij
iets
mee
te
nemen
als
gij
wilt?
De
ambtenaar
van
het
O.
M.,
het
woord
ver-
krijgende
stelde
op
den
voorgrond
dat
tot
een
veroordeeling
noodig
is
het
bewijs:
1°.
dat
het
vervoerde
voorwerp
is
ìgeweest
een
brief
(open
of
niet
open);
2°.
dat
een
vrachtkar
is
een
openbaar
middel
van
vervoer;
3°.
dat
het
ver-
voer
geschied
is
tegen
genot
van
vracht;
en
4°.
dat
het
feit
niet
valt
onder
de
uitzonderingen,
genoemd
in
bovengenoemd
artikel.
De
ambtenaar
nam
deze
vier
punten
als
vaststaande
aan.
En
nu
had
wel
is
waar
de
beklaagde,
op
last
van
een
ander
gehandeld,
maar
hij
had
dit
als
vrij
man
(kunnen
weigeren.
Ook
was
beklaagde
reeds
gewaarschuwd;
niette-
min
waren
hij
en
de
afzender
met
dit
brieven-
vervoer
voortgegaan.
Het
feit
wettig
en
over-
tuigd
bewezen
achtende,
eischte
de
ambtenaar
veroordeeling
van
den
beklaagde
tot
f
1
boete,
subsidiair
3
dagen
hechtenis.
Uitspraak
3
Mei.
(G.
Ct.)
«:-
Voor
de
ara-rechtbank
te
Roermond
heeft
terecht
gestaan
J.
W.,
thans
gedetineerd,
be-
schuldigd
van
moord
op
Antoon
Tielen,
in
de
Nieuwe
Parochie
te
Zomeren,
27
Februari
j.l.
gepleegd.
De
eisch
van
het
O.
M.
luidde
tien
jaren
gevangenisstraf.
Voor
de
rechtbank
te
Heerenveen
heeft
te-
recht
gestaan
H.
ontslagen
brievengaarder
te
Wanneperveen,
beschuldigd
het
geld
voor
postwissels.
hem
ter
verzending
toevertrouwd,
niet
te
hebben
verzonden
en
zich
die
gelden
te
hebben
toegeëigend.
Negen
verduisteringen
werden
hem
ten
laste
gelegd.
Voor
den
rechter-commissaris
had
hij
bekend.
Acht
getuigen
{t
charge
werden
gehoord.
Bij
de
behandeling
bleek,
dat
beklaagde
uiterst
slordig
was,
het
geld
deponeerde
inde
huishou-
delijke
kas,
enz.
Later,
toen
de
feiten
aan
het
licht
kwamen,
zijn
de
tekorten
gedekt
door
zijne
familie.
Het
O.
M.
eischte
tegen
hem,
wegens
verduis-
tering,
1
jaar
gevangenisstraf.
‘„
a
í
.îl
voor
Honderd
Jaren.
l
MEI
‘[798.
Morgen
1
Mei
zal
het
juist
een
eeuw
geleden
zijn,
dat
de
Bataafsche
Republiek
haar
eerste
definitieve
blaatsregeling
ontving.
Dit
feit
is
hoogst
gewichtig
in
de
geschiedenis
van
ons
volksbestaan:
een
korte
schets
van
den
loop
der
zaken
moge
dat
eenigszìns
in
het
licht
stellen.
‘Afbreken
is
gemakkelijker
dan
opbouwen.
Dit
ondervonden
ook
zij,
die
in
1795
onder
de
hoede
der
Fransche
republikeinen
een
eind
aan
de
regeering
der
Unie
hadden
gemaakt.
De
Staten-Generaal,
van
conservatieve
elementen
gezuiverd,
gesteund
door
eenige
Comités
leidden
voorloopig
het
bewind.
Toen
eindelijk
in
Mei
1795
de
Haagsche
Alliantie
met
Frankrijk
geslo-
ten
was,
en
men
zich
gerust
gevoelde
over
de
onafhankelijkheid
van
den
staat
——
althans
in
naam
—
toen
de
vrees
voor
het
terrorisme,
waarvan
Amsterdam
het
brandpunt
was,
door
de
kloeke
houding
van
mannen
als
Schimmel-
penninck
geweken
was,
toen
begon
men
in
te
zien,
dat
in
de
plaats
der
oude
afgeleefde
Unie-
regeering
iets
anders
moest
komen,
Wat
dat
zijn
zou,
was
den
meesten
revolutionairen
echter
nog
niet
helder.
„Zij
hadden
geen
programma,
dat
zij
wilden
uitvoeren,
geen
leiders,
aan
Wie
zij
gehoorzaamden,”
zegt
Jorissen.
En
toch
ter
voorkoming
der
anarchie,
ter
beteugeling
van
het
volk,
dat
de
handen
meende
te
kunnen
uitstrekken
naar
de
regenten
van
het
oude
regime
moest
er
iets
gedaan
worden.
Maar
men
hinkte
op
twee
gedachten;
men
was
bevreesd,
om
de
souvereiniteit
der
provinciën
aan
te
ran-
den,
omdat
daar
meer
aan
vast
hing,
dan
dat
men
zoo
oppervlakkig
zeggen
zou;
Drente
en
lírabant
wilden
op
gelijke
lijn
met
de
andere
gewesten
geplaatst
worden.
Van
een
ondeel-
bare
republiek
had
men
nog
slechts
een
vage
voorstelling;
alles
was
nog
met
den
geest
der
Unie
doortrokken.
Maar
de
Nationale
Vergade-
ring,
die
1
Maart
1796
de
Staten-Generaal
ver-
ving,
en
die
door
een
nieuw
stelsel
van
ver-
kiezing
tot
stand
gekomen
was,
gaf
nog
meer
vreemds
te
zien.
„Nimmer
zag
Nederland
zoo-
veel
wijsheid
onder
een
dak
verzameld,”
zei
een
tijdgenoot,
van
de
126
afgevaardigden,
maar
wat
zij
hebben
uitgericht,
was
toch
bitter
wei-
nig.
Men
bestookte
elkaar
op
heftige
wijze,
en
wel
voornamelijk
over
een
questie,
die
wel-
dra
de
geheele
republiek
in
twee
kampen
ver-
deelde.
Zou
de
oude
souvereiniteit
der
gewes-
ten
gehandhaafd
blijven,
of
zou
de
staat
e'e'n
en
ondcellzaar
zijn?
Tot
in
het
kleinste
dorpje
wer-
den
deze
vragen
besproken
en
in
verschillenden
geest
beantwoord.
De
radicale
patriotten
wil-
den
natuurlijk
geheel
met
het
oude
breken,
en
waren
heftige
Unitaríssen.
Door
hun
toedoen
werd
het
eerste
ontwerp
eener
grondwet,
door
een
foederalislisclz
gekleurde
commissie
opgesteld,
verworpen.
Een
nieuw
concept
weervoer
geen
beter
lot.
en
toen
eindelijk
na
een
langen
lijden:-
weg
in
Augustus
1797
een
ontwerp
tot
stand
gekomen
was,
werd
het
in
de
grondvergade-
ringen
met
een
verpletterende
meerderheid
van
80.000
stemmen
verworpen.
Het
ontwerp
voldeed
den
Unitarissen
evenmin
als
de
foederalisteiz.
Slechts
de
moderaten.
von-
den
het
naar
hun
zin;
maar
wat
baatte
dat,
waar
de
radicale
stroom
der
grondvergaderingen
alles
meesleurde?
Zoo
was
er
twee
jaar
ge-
arbeid
zonder
vrucht:
de
eerste
Nationale
ver-
gadering
kon
naar
huis
gaan.
Nieuwe
verkie-
zingen
brachten
nieuwe
representanten,
waarvan
het
meerendeel
Unitarissen
was;
de
moderaten
trokken
zich
terug,
en
bovendien
waagden
DAENDELS
en
MIDDERHEII
22
Januari
1798
den
bekenden
Coup
d’e’tat,
waarbij
zij
het
foederalisnze
voor
goed
machteloos
maakten,
door
28
zijner
aanhangers
gevangen
te
nemen.
’t
Was
wel
de
kortste
weg,
om
aan
het
geharrewar
een
einde
te
maken.
want
het
stond
aan
te
zien,
dat
de
tweede
Nationale
even
weinig
doen
zou
als
de
eerste.
Groote
vragen,
als
de
amalgame
der
schulden,
de
scheiding
van
kerk
en
staat,
de
he■/Îizg
eener
inkomstenbelasting,
ten
bate
der
vloot,
hielden
haar
bezig,
maar
werden
verdronken
in
stroomen
van
vaderlandsche
welsprekendheid
en
heftige
partijschap.
DAENDELS
bewees
zijn
land
in
dien
kritieken
tijd,
toen
onze
vloot
bij
Kainperduiot
haar
laat-
sten
troef
had
uitgespeeld,
misschien
den
groot-
sten
dienst,
door
onder
goedkeuring
der
Fran-
sche
regeering,
een
daad
van
geweld
te
plegen,
die
de
langzame
staatsmachine
aan
den
arbeid
zon
zetten.
Op
dien
dag
werd
de
vergaderzaal
der
Nationale
vergadering
door
troepen
omsingeld
en
geen
der
afgevaardigden
toegelaten,
die
niet
tot
de
partij
der
Unitarissen
behoorde.
„Het
werk
van
den
22
Januari
1798
is
niet
ondergegaan.
Dit
is
de
beste
verdediging,
die
Piizîrsii.
VREEDE
en
zijn
volgelingen
kunnen
doen
gelden.
Het
beginsel
van
den
coup
d’e'tat
heeft
de
mannen
overleefd,
die
het
deden
zegevieren”
(JORISSEN).
„Het
land
was
voorloopig
gered!”
kon
men
juichen.
De
Nationale
vergadering
werd
een
constitueerende,
die
het
Botanische
volk
ver-
tegenwoordigde
en
weldra
met
de
vrucht
harer
werkzaamheid
zou
voor
den
dag
komen.
In
zeer
korten
tijd
was
door
een
commissie
van
zeven
leden
een
wetsontwerp
van
Staatsregeling
opgesteld,
dat
reeds
23
April
door
de
grond-
vergaderingen,
die
van
alle
foederalístísche
ele-
menten
gezuiverd
waren,
met
overgroote
meer-
derheid
werd
aangenomen.
Den
1en
Mei
werd
de
nieuwe
grondwet
geproclameerd,
den
4en
d.
a.
v.
trad
zij
in
werking.
Het
nieuwe
beginsel
der
Staatseenheid
was
de
grondslag
van
dit
hoogst
merkwaardige
Staats-
stuk.
Vooraf
gaan
de
algemeene
beginselen:
„Het
maatschappelijk
verdrag
wijzigt,
noch
be
„perkt,
de
natuurlijke
rechten
van
den
mensch,
„dan
in
zeoverre
zulks
ter
bereiking
van
het
„oogmerk
(der
maatschappelijke
vereeniging)
„noodzakelijk
is.
Alle
de
plichten
van
den
‚,mensch
in
maatschappij
hebben
hunnen
grond-
„slag
in
deze
heilige
wet:
Doe
eenen
ander
‚‚niet,
hetgeen
gij
niet
wenscht,
dat
aan
u
ge-
„schiede.
Doe
aan
anderen,
ten
allen
tijde
zoo
„veel
goeds
als
gij,
in
gelijke
omstandigheden
„van
hun
zoudt
wenschen
te
ontvangen.”
Daarna
volgen
de
Burgerlijke
en
Staatkundige
Grondregels,
waarin
o.
a.
de
vrijheid
van
druk-
pers
en
van
vereeniging
worden
gewaarborgd,
alle
heerlijke
rechten
afgeschaft,
alle
gilden
vervallen
verklaard,
de
belemmeringen
op
han-
del
en
scheepvaart
opgeheven,
enz.
enz.
De
acte
van
staatsregeling
bevattende
308
artikelen
was
voorts
verdeeld
in
8
tituls:
over
de
Verdeeliitg
der
Republiek,
het
Stemvermogen,
de
machten.
die
den
Staat
besturen,
het
Uitvoerend
be-
‘wind,
de
Departementale-
en
Gemeentebesturen,
de
Financiën,
de
Bezittingen
en
de
Rechterlijke
macht.
De
oppermacht
berustte
bij
het
vertegenwoor-
digend
lichaam,
dat
gekozen
werd
door
het
volk
in
de
grondvergaderingen.
Het
bestond
uit
twee
Kamers,
de
Eerste
van
64,
de
Tweede
van
30
leden.
Het
droeg
aan
vijf
directeuren
het
uit-
voerend
bewind
op,
die
ter
zijde
werden
gestaan
door
acht
agenten
of
ministers.
De
republiek
werd
in
acht
departementen
verdeeld,
met
nieuwe
namen
en
grenzen.
Elk
departement
bestond
uit
ringen,
elke
ring
uit
gemeenten.
De
grondvergaderingen
en
distric-
ten
zorgden
voor
de
verkiezingen,
die
zeer
om-
slachtig
waren.
De
stemgerechtigie
burgers
der
grondvergaderingen
kozen
één
vertegen-
woordiger,
eigenlijk
een
caudidaat.
De
veertig
grondvergaderingen
van
een
district
kozen
echter
ook
een
kiezer,
en
dit
veertigtal
koos
uit
de
candidaten
een
representant‚
bij
volstrekte
meerderheid.
Verkreeg
niemand
die,
dan
moes-
ten
de
kiezers
een
lijst
van
drie
candidaten
opmaken,
die
in
de
grondvergaderingen
de
meeste
stemmen
hadden
bekomen.
Om
stem-
gerechtigd
burger
te
zijn,
moest
men
twintig
jaren
oud
zijn,
bijdragen
in
de
lasten
van
den
staat,
minstens
twee
jaren
—
vreemdelingen
tien
jaren
—
in
de
Republiek
gewoond
hebben,
de
Nederlandsche
taal
kunnen
lezen
en
schrijven,
en
in
handen
van
den
voorzitter
van
het
plaat-
selijk
bestuur
de
verklaring
afleggen:
„Ik
houde
het
Bataafsche
Volk
voor
een
vrij
en
onafhankelijk
Volk
en
beloof
aan
Hetzelve
trouw.
Ik
verklaar
mijnen
on-
veranderlijken
afkeer
van
het
Stadhouder-
lijk
Bestuur,
het
Foederalismus,
de
Aristo-
cratie
en
Regeeringloosheid.
Ik
beloof,
dat
ik
in
alle
mijne
verrigtingen,
hetzij
als
stemoefenend
Burger,
hetzij
als
kiezer,
alle
de
voorschriften
der
Staatsregeling
getrou-
wel■k
zal
opvolgen,
en
nimmer
mijn
stem
geven
aan
iemand,
wien
ik
houde
te
zijn
een
voorstander
van
Stadhouderlijk
of
Foe-
deratief
Bestuur,
van
de
Aristocratie
of
Regeeringloosheid.
Dit
verklaar
ik
op
mijn
Burgertrouw.”
Aan
alle
burgers,
die
aan
het
voorgaande
voldeden,
werd
een
Acte
van
Burgerschap
gratis
afgegeven.
De
nieuwe
grondwet
regelde
ook
het
rechts-
wezen.
In
elke
gemeente
waren
een
of
meer
vrederechters.
in
elk
departement
burgerlijke
rechtbanken
en
een
departementaal
gerechtshof‘.
De
hoogste
instantie
was
het
Hoog
Nationaal
Ge-
rechtshof.
De
geldmiddelen
kwamen
onder
een
beheer:
de
schulden
der
afzonderlijke
gewesten
werden
samengesmolten;
de
kerk
werd
van
den
staat
gescheiden;
alleen
de
leeraren
der
Hervormde
kerk
ontvingen
voorloopig
bezoldiging
uit
’s
lands
kas.
De
pijnbank
werd
afgeschaft.
Met
het
oude
was
dus
voor
goed
gebroken.
De
provinciale
naijver
en
tegenkanting
weken
voor
de
nationale
eenheid,
die
tot
op
heden
gehandhaafd
bleef.
Wel
was
de
staatsregeling
van
korten
duur,
daar
ze
te
sterk
centraliseerend
en
zeer
langzaam
werkte,
maar
zij
vormde
toch
steeds
den
grondslag
voor
een
nieuwe
grond-
wet:
haar
beginsel
bleef
onaangetast.
—
Wij
behoeven
hier
niet
verder
den
loop
der
zaken
na
te
gaan.
Het
besluit
der
constitueerende
ver-
gadering,
om
haar
leden
als
leden
van
het
ver-
tegenwoordigend
lichaam
zitting
te
doen
nemen
,
zette
bij
velen
kwaad
bloed
en
gaf
aanleiding
tot
een
tweeden
coup
d‘e’tat
op
12
Juni
1798,
toen
de
partij
van
het
geweld,
die
haretegen-
standers
vervolgde
en
tot
terrorisme
dreigde
te.
voeren,
den
genadeslag
ontving.
Ook
hier
was
DAENDICLS
weer
de
man.
„Hij
maakte
aan
de
„omwenteling,
wat
het
beginsel
betrof,
een
„einde”,
door
zijn
daad
van
den
12
Juni
1798.
Nu
werd
de
onwettige
regeering
door
een
nieuwe
door
het
volk
verkozen
vertegenwoordiging
ver-
vangen,
die
op
31
Juli
haar
arbeid
aanving.
Al
hield
de
staatsregeling
van
1798
niet
lang
stand,
doordat
zij
de
eerzucht
van
velen
niet
be-
vredigde,
haar
grootste
voordeel
is
gebleven:
de
staatseenheid
viert
op
den
eersten
Mei
haar
honderdjarig
bestaan!
JAN
VAN
DE
MAAS.
Staten-Generaal.
TWEEDE
KAMER.
Overeenkomsten
met
inlandsche
vorsten
in
den
Oostindischen
Archipel.
De
minister
van
koloniën
heeft
aan
de
Tweede
Kamer
in
afschrift
doen
toekomen
de
navolgende
contracten
met
inlandsche
vorsten
in
den
Oostindischen
Archipel
of
daarmede
ge-
lijk
te
stellen
stukken.
10,
de
akte
van
verband
gepasseerd
door
Pangeran
Ario
Dajaningrat
voor
zijn
verhe■ing
tot
hoofd
van
het
Mangkoe
Negorosche
huis;
2°.
het
nieuwe
contract
met
Boni,
ter
ver-
vanging
van
het
verouderde
contract;
3°.
de
suppletoire
overeenkomsten
met
Kandbar,
Taroena,
Manganitoe,
Tagoelandang,
Taboekang
en
Siauw
(afdeelng
Sangi-
en
Talauer-eilanden),
betreffende
eene
nieuwe
re-
geling
der
aan
het
Gouvernement
op
te
bren-
gen
schatting;
_
4°.
de
suppletoire
overeenkomst
met
Barros,
tot
tegengang
van
den
in-
en
uitvoer
van
oorlogsbehoeften:
_
_
5°.
de
akten
van
verband
en
bevestiging
afgelegd
door
en
uitgereikt
aan
den
tegen-
woordigen
bestuurder
van
Gianjar
(Bah);
6°.
de
suppletoire
overeenkomst
met
Ternate,
betreffende
eene
wijziging
in
de
contractueele
bepalingen
nopens
de
rechtspraak
in
dat
sul-
tanaat;
T
7°.
het
nieuwe
contract
met
Soppeeg
met
de
daarbij
behoorende
akte
van
bevestiging;
_
8°.
de
akten
van
verband
en
bevestiging
gepasseerd
naar
aanleiding
van
de
plaats
gehad
hebbende
bestuursverwisseling
in
Moüeten
(golf
van
Tomini)
en
het
nieuwe
contract
met
dat
landschap;
u
9°.
de
verklaringen
betreffende
de
omschrij-
ving
der
grenzen
tusschen
Bwool
en
Tontolr;
10°.
de
suppletoire
overeenkomsten
met
Bin-
taoena,
Bwool,
Bolang,
Oeki,
Botsing
Itang
en
Kaidipan
betreffende’
de
‘toepasselijkheid
onze!‘
m■nverordeningen
op
die
landschappeneir
hunne
ingezetenen
;