Tekstweergave van DC_1902-05-12_001

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
A”. 1902. Honderd-Veertiende Jaargang. lllllllll lll Bureau: Grootekerkspleìn 3. l llïttl“i, {ik z‘ Telephoon Intercomm. N0. 67.’ was : ííúísìäîtíitîíiìlr. Icpothoudera: J. H. VAN KREGTEN, Voorstr. 263. H. STUMPEL, Voorstraat b./d. Nieuwbrug. Agent te Slletlrecllt: J. G. TIMMERMANS l L. G. v. d. WANT, Singel 106, b./h. Kinderziekenhuis. J. ERKENS, Noordendijk 82a, t/o de Lijnbaan. í Maandag in Verschijnt in Middag- en Avondnìtgave. Middaguitgave. BUITENLAND. ZUID-AFRIKA. 10 Mei. Evenmin als de bladen op het vasteland weten de Engelsche kranten, die toch dichter bij de bron zitten, iets te vertellen over de ‚‚vredes- onderhnadelingen.” De rede van lord Salisbury in de Primrose League vormt dan ook het onderwerp van den dag. De Boeren zijn wederrechtelijk het Eu- gelsch gebied binnengevallen en over al de plagerijen en uittartingen die daaraan vooraf gingen zwijgt de minister. Alles wat aan dien inval in Natal is voorafgegaan, de bemoeiing van Chamberlain met een zuiver binnenlandsche aangelegenheid van de Z.—A. Republiek, de hou- ding van Milner op de konferentie te Bloem- fontein, de provokaties van Engeland, de troepen- koncentratie aan de Transvaalsche grenzen, het mobiliseeren van een legerkorps, het Engelsche ultimatum... dat alles schijnt lord Salisbury vergeten te zijn. Het was niet de regeering van de Republiek, maar Engeland dat den oorlog heeft uitgelokt, door de houding die het na den infamen Jameson-inval heeft aangenomen, en waardoor het de Republieken tot het uiterste heeft gebracht. l Maar lord Salisbury ziet dat alles voorbij, om slechts te spreken van de opofferingen, „die Engeland zich heeft getroost, en om te beweren, dat er geen grond is voor de meening dat En- geland zijn vroegere positie zou willen opgeven, om opnieuw een toestand in het leven te roepen die den vijand de gelegenheid zou geven den strijd weder te hervatten zoodra de kans daar- voor schoon zou zijn." Wel past op hem het woord van den Franschen geschiedschrijver Guizot, die van de Bourbons zeide, dat zij niets vergeten en niets geleerd hadden. De Times heeft het zeer druk gehad over lord Salisburfs jongste redevoering. Thans neemt zij het oordeel der Amerikaansche pers op: Twee der groote toonaangevende organen,_de New-Yorlc Times en de New-York Tribune geven hun kritiek ten beste. Een derde orgaan zwijgt er geheel en al over. Het eerste blad zegt, dat de uitlatingen van den Britschen premier be- treffende de naaste aanleiding tot den oorlog eerder die zijn van iemand, die chicanes zoekt, dan van een politicus, terwijl zijn verklaring, dat de macht en het aanzien van het rijk te huidigen dage grooter zijn dan vóór den oorlog, een even vreemdsoortigen indruk maakt als de telkens door de Engelsche bladen gegeven verzekering, dat de wijze, waarop Groot-Britannië den Zuid- Afrikaanschen oorlog heeft gevoerd, de bewon- dering der geheele wereld gaande maakt. „Zulke overdrijvingen zijn er op berekend om het feit in herinnering te brengen, dat de Britten op eilanden (en dus in betrekkelijke afzondering) leven.” Wanneer verder door lord Salisbury wordt beweerd, dat er alleen van onvoorwaardelijke overgave sprake kan zijn, terwijl er toch ‚‚onderhandeld” wordt met hen, die zich dan onvoorwaardelijk zouden moeten overgeven, zegt hij een volmaakte absurditeit. De NewYorIc Tribune heeft met Jingo-ooren de wijsheid van den Britschen eersten minister opgevangen en keurt alles goed, wat hij van zijn lippen liet vallen. Het blad is geneigd het als een bestiering der Voorzienigheid te be- schouwen dat de Boeren—republieken voortaan een integreerend deel van ’t Britsche rijk zullen uitmaken; het is verheugd, dat er een vergel- ding voor Majuba is gekomen, en vraagt dan ten slotte met een naïviteit, die glimlachen doet, na het in herinnering brengen van die voor Engeland zoo diep vernederende nederlaag, waarover de Boeren zich dan wel zouden heb- ben te beklagen. Hoe de geest onder de Boeren is blijkt uit den brief van kommandant Froneman aan de Standaard dien wij hieronder opnemen Duitsch Z.—W. Afrika. Waarde heer Drukker van De ‚Standaard te Amsterdam. Waarde Heer. Wilt u zoo goed wezen en deze weinige regels in de krant publiseer. Door ziekte omstandigheden was ik verplig om mijn kommando te verlaten. Na ik ontsnap van die Engelsman stig ik een kommando te Bousman- _ land; op den 4den Februari vertrok ik met een kommando van 25 man van de plaats Kantar- rogas naar een dorp genaamd Kakamas; daar die Burger zoo ■uks aansluiten hat ik niet ge- noch wapens om hun te geven voor ik het van die Engelsman afnam. Op den 10den Februari 1900 nam ik Kakamas en toen heb ik daar een menigte geweren en ook amunitie genomen; toen was mijn kommando goe over die 200 man sterk, later stig ik nog een kommando te Brandvlei in die District van Calvinia, die was ook 200 man sterk, en ik heb in die 5 maanden dat ik die Koloniale Burgers had, 23 gevechten gehat en ik moet zeg, dat die Kolonie Burgers hulle dapper gedragen hebben en ik heb die Engels- man groote verlies toegebeng‚ maar zij hebben het nooit in die Couranten laten zien. Of zij schaam was dat die ander mogendheden het zou zien hoe dat hulle Hottotentots en Basters en Kafîerssoldaten doodgeschoten wort, weet ik niet,'maar het lijkt zoo. Ook kan ik u verzekeren, dat in die West- zijde van die Kaapkolonie meestal maar Hot- tentots en Kafîers vechten en dat zij zulks bar- baarschs stukken doen; zoo als op een plek hebben zij onze gewonden met klippen doodge- —gooid en ook op een plaats heb ik van die En- gelsche troepen gevangt, daar zij besig was om jonge dames te verkragten, maar gelukkig kan zij het niet klaar krijgen daar ik te gou op hulle afkom. Ik heb in de Kafferoorlogen ge- wees, maar zulk schandaalstukken hebben nooit plaats gevonden; ook zie ik in een kourant dat die Engelsman voor die ander mogeheden laat weten dat die oorlog bij Maart zou klaar wezen. Dan denk ik dat die Engelsman moet zeker van plan wezen om dien strijd op te geven, want ik ben zeker dat ons nog geen plan heb om op te houden, of die Engelsman moet ons land onbeschadig afgeven; zoo niet, zal het nog jaren duren, voor ons ooit zal denk om dien strijd op te geven. Ook zie ik dat die Engels- man zeg, daar is nog maar een paar rondgaande rooversbenden, maar ik weet niet of die Engels- man 3000 man noem een rondgaande roovers- bende die voor hulle regt vechten. Engelsman zie ik, die stuur weer paarden uit, maar dat is mooi, dan krijgt ons weder vaars rijpaarden. Ook moet ik u melden dat die Engelsman weer een groote verlies van manschappen en paarden gehat bij Tontelbuschkolk en bij Kakamas; ook kan ik u verzeker dat die Burgers met een beter hart vechten dan toen ons met die oorlog begon. Mijn opinie is, dat die strijd voor die Engelsman hopeloos is, want het is niet meer een Trans- vaalsche oorlog. maar een Zuid-Afrikaansche oorlog. Zoo veel geweren als ons kan afnemen is daar Burgers voor; het is waar wat die oude President Kruger gezegd hebt : Waar een van onze Burgers kom, daar is een om die wapen 0p.te nemen. Nu Waarde Vrient, ik zal u weder later schrijven. Ik hoop, God zal ons zegenen, dat ons die overwinning krijg. J. H. FRONEMAN, Kommandant Oranje-Vrijstaat. Intusschen gaan steeds nieuwe tioepenbezen- dingen naar Afrika. Gisteren zijn er weer zes- tienhonderd man Yeomanry scheep gegaan op de Bararzau. Het zijn het 29e, 30e en 32e bataillon. Kitchener heeft nog maar altijd geen mannen genoeg. « —— De ramp op Martinique. Nog slechts weinige berichten zijn tot ons ge- komen aangaande de geweldige vulkanische uit- barsting, welke het Fransche eiland Martinique, een der Kleine Antillen, de eilandenreeks, die als het ware een wal vormt om de Csraïbische Zee, geteisterd heeft, maar wat wij reeds ver- namen is overweldigend. Onmiddellijk na de ontvangst der eerste vage berichten seinde het Fransche ministerie van marine aan den bevelhebber van het te Fort de France liggende pantserschip Suchet om nadere bijzonderheden, terwijl dat van Koloniën inlichtingen vroeg aan den goeverneur van het eiland. Gisterenavond 6 uur ontving men te Parijs twee berichten tegelijk. Het eerste, van den sekretaris van den goeverneur, meldde dat alle gemeenschap tusschen St. Pierre en Fort de France was afgesneden maar dat het gerucht liep dat eerstgenoemde stad door een uitbarsting van den vulkaan Pelée was in de asch gelegd. Alle beschikbare stoomschepen waren daarom terstond naar St. Pierre gezonden om hulp te brengen aan de bevolking. Het tweede, Van den kommandant van de Suc/zet, bevestigde dat de stad St. Pierre en hare omstreken alsmede alle ter rede liggende schepen door een vuurregen verwoest waren. Men vreesde dat alle inwoners waren omgekomen; tot dus- ver had de ‚Sus/zet slechts een dertigtal gewon- den kunnen opnemen. Alle schepen op de rede stonden in brand en de uitbarsting duurde nog steeds voort. Van den goeverneur van het eiland, Mouttet, waren nog geen berichten out- vangen, zoodat men vreest dat hij tot de slacht- ofÏ-‚rs behoort, evenals het senaatslid Knight. Er zijn nadere berichten gevraagd, maar de telegraafkabel is gebroken, blijkbaar tengevolge eener onderzeesche uitbarsting, zoodat die van andere eilanden moeten komen. Een Kenter-bericht uit Newyork meldt dat, blijkens een telegram van het Decnsche eiland ‘l Abonnementsprijl r 2.50, n. p. p. [zins per Sínaandoil: , Afzonderlijke nummers 6 Cent. l Geïllustreerd Zondagsblad f 0.87}, fr. p. p. f 0.45 per 8 amanda. j Advertentìën 1-0 regell r 1.10, „ik. regel meer 11+ om. l Aanvraag om dienltbetrekkingen 1——6 regels f 0.75, elke regel l meer 12j Cent. , Dienltaanbiadingen kontant) r 0.50, elke regel meer 7} St. Thomas, het pantserschip Suchet te Pointe â, Pitre is aangekomen en rapporteert dat Don- derdagmiddag te een uur de gansche stad St. Pierre in brand stond. Van de wrakken in de haven werden een dertigtal min of meer ernstig gebrande personen gered. Eene afdeeling matrozen was in sloepen uitgezonden om naar overlevenden te zoeken, maar kon de stad niet binnendringen. Op de "kaden zag men tal van lijken liggen. Het is dus te vreezen dat niemand, die zich op het oogenblik der ramp in de stad bevond, ontkomen‘ is. Toch is het niet; onmogelijk dat velen haar ontvlucht zijn, gewaarschuwd door den brand, die de fabrieken van Guérin vernield heeft en aan 150 menschen het leven kostte. Het bericht dezer ramp is vermoedelijk voor den goeverneur van het eiland aanleiding geweest om zich met den kolonel van zijn staf naar St. Pierre te spoeden, waar hij zijn graf zal hebben gevonden. Alles is zoo snel in zijn werk gegaan, dat twee Engelsche schepen, de Roraíma en de Roddam, die in de haven van Sr, Pierre lagen, slechts gered konden worden door de ankers te kappen. Toch leden zij nog groote brandschade en werden van de Roraimu 17 matrozen gedood. Het heerlijke eiland Martinique werd herhaal- delijk door zware rampen geteisterd. Sedert 1657, uit welk jaar de eerste otîìcieele berich- ten dagteekenen, telt men er 67. gIn 1669 werd het gansche eiland evenals het noordelijk gele- gen Guadeloupe door een cycloon verwoest. In 1727 veroorzaakte een orkaan te St. Pierre en omstreken voor 10 millioen francs schade. Den 12 September 1756 werden alle plantages ver- woest, de schepen vernield, een deel der kust weggeslagen en alle huizen weggeveegd door een storm. Tien jaren later had een soortgelijke ramp plaats, die aan 500 menschen het leven koste. Den 11 Januari 1839 vewoestte een nog vreese lijker ramp de hoofdstad Fort de,France en een groot; gedeelte van St. Pierre en■kwamen 1500 menschen om het leven. Den 8 Februari 1843 werd laatstgenoemde stad, pas uit het puin her- rezen, opnieuw geteisterd door een cycloon, die ook Pointe à. Pitre, op Guadeloupe, geheel ver- woestte en 6000 slachtoffers maakte. Den 5 Augustus 1851 werd de gansche stad St. Pierre bedolven onder een aschregen uit den vulkaan Pelée, die geruimen tijd in rust was geweest. De laatste ram was de zware kring- storm van 18 Augustus 1891, die St. Pierre en Fort de France opnieuw vernielde, alle schepen op de reede deed vergaan, voor 88 millioen francs schade aanrichtte en aan 400 menschen het leven kostte. Reeds den geheelen dag hadden zich onrustbarende verschijnselen voorgedaan en om vijf uur stak de storm op. Hij woedde onafge- broken voort tot 9 uur des avonds. De eerste windstoot velde reeds dadelijk een aantal huizen op de meest blootgestelde plaatsen; de te velde staande gewassen werden afgescho- ren, boomen werden geknakt of verwrongen. In de beida voornaamste plaatsen, Fort de France en St. Pierre, werden de huizen van de daken beroofd, de wind rukte zelfs de leien van de daken los; tal van gebouwen stortten in; onder het puin van het militair hospitaal werden alle verpleegden bedolven. Toen de storm losbrak‚ lagen op de reede van St. Piere een vijftiental schepen. Vier uren later was er geen enkel meer over; ze waren op de kust verbrijzeld of van de ankers losgeslagen, weggevoerd en in volle zee vergaan. De ramp van heden schijnt echter van alle voorgaande de kroon te spannen. Na de ver- woesting van 1891 was de stad herbouwd en waren de huizen voorzien van zware muren, welke men hoopte dat aan de zwaarste stormen en hevigste aardbevingen weerstand zouden kunnen bieden; thans heeft het vuur het ver- nielingswerk verricht. Zooals gisteren avond reeds met enkele woor- den gemeld werd, hebben ook op andere eilan- den der Kleine Antillen vulkanische uitbarstin- gen plaats gehad of dreigen die wellicht nog, te oordeelen naar het zware onderaardsch ge- rommel. Het Engelsche ministerie van koloniën ontving reeds bericht van eene uitbarsting van den vul- kaan Garou, op het eiland St.-Vincent, maar de daardoor aangerichte schade is niet te ver- gelijken bij die op Martinique. Duitschland. De ramp van St. Plèirre. Gisteren middag is het stoffelijk overschot van prins George van Pruisen op het plein voor de kapel van het slot Rheinstein begraven, In tegenwoordigheid van den erfgroothertog van Baden en tal van autoriteiten en depntatiën van regimenten, wier chef de overledene is geweest. Groot-Brittannië. In het Lagerhuis antwoordde lord Cranborne gisteren schriftelijk op eene vraag van het lid ST. THOMAS, 9 Mei. Het aantal slachtoffers op het eiland Martinique wordt nu op 40,000 geschat. BABBADOS, 9 Mei. (Reuter). Een vulkanische uitbarsting op St. Vincent veroorzaakte op Bar- bados een aschregen. De asch lag een duim dik op straten, boomen en huizen. De regen duurt voort. NB. Eventueel nagekomen telegram- men vindt men op pagina 3. Laurence of aan eene Duitsche ■rma het uit- sluitend recht is verleend om inboorlingen in Liberia als arbeidersqsìsaxerven en buiten de grenzen dier republiek te gebruiken, dat bedoelde konsessie werkelijk bestaat maar in het begin van het volgend jaar a■oopt. Door den goever- neur van Sierra Leone wordt met de Liberiaan- sche regeering onderhandeld over het houden eener konferentie, waar de voorschriften op het gebruik van inlandsche arbeiders nader zullen worden geregeld. Spanje. In den omtrek van Barcelona, Saragossa, Lerida en Huesca zijn opnieuw aardschokken waarge- nomen. ltalië. Donderdag is op den heuvel van Superga nabij Turijn, naast de prachtige basiliek, welke de graven der koningen van Piémont bevat, een gedenkteeken voor koning Hnmbert onthuld, _in tegenwoordigheid van den Koning, de Koningin, de ministers en vele andere autoriteiten. Onder voorzitterschap van den afgevaardigde Guicciardini, burgemeester van Rome, is een centraal-komitee tot stand gekomen om de snelle verbindingswegen tusschen Calais en Brindisi door den Simplonpas nog meer te verkorten. Door professor Gôgg, sekretaris der maatschap- pijen die de Faucille doorboren, is een rapport uitgebracht, waarna men getracht heeft samen- werking te verkrijgen tusschen het centraal- komitee en de komitees te Milaan en Brindisi. Besloten is de lijn Coni naar Vintimillo goed te keuren, volgens het in 1879 aangenomen ont- werp, zoodat zij zal loopen langs het dal der Resiarivier‚ dat is 22 kilometer over Fransch grondgebied. Italië zal twee aanvullingslijnen op Italiaansch grondgebied aanleggen, Frankrijk eveneens een op zijn gebied, na toestemming van beide regeeringen. Amerika. Gedurende de week, eindigende den 4 Mei, zijn te Newyork 25,120 landverhuizers aange- komen. Sedert 1 Januari bedroeg hun aantal 190,744, meerendeels Italianen. Uit verschillende landen. Het Berlíner Tageblatt beweert uit betrouwbare bron vernomen te hebben, dat Rusland zou be- willigen in een bezetting van Albaníë door Oostenrijk. Een dertigtal o■ìcieren en ambte- naren zou eerlang, onder het voorwendsel van er te gaan jagen, de topografische gesteldheid van het land opnemen en voor de bezetting de noodige voorbereidingen tre■en. Ofîicieel wordt tegengesproken dat Rumenië denkt aan eene konversie of ghet sluiten eener nieuwe leening. In het Russische distrikt Sínkalinsk hebben de boeren de graanpakhuizen, waar de regee- ring koren had opgeslagen om in geval van hongersnood te worden uitgedeeld, opengebroken en geplunderd. Eenige politie-agenten, die het volk wilden tegenhouden, werden gedood. Er zijn thans troepen daarheen gezonden. De Tweede Kamer van Zweden heeft giste- ren het door den minister van buitenl. zaken bestreden voorstel—Hedin c. s. verworprn, om de regeeriug uit te noodigen, stappen te doen tot verzekering der neutraliteit van Zweden en Noorwegen. Een te Hongkong ontvangen brief uit Woetsjow meldt dat de oproerlingen den 27 April de Chi- neesche stad Nanningfoe drie uren lang met modern veldgeschut gebombardeerd hebben, waardoor 3 à 400 inwoners gedood werden. Later trokken de oproerlingen terug naar het gebergte. Twee regimenten veteranen zijn uit Canton naar Nanningfoe vertrokken. TELEGRAMMEN.