Tekstweergave van DC_1902-05-12_001
Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
A”.
1902.
Honderd-Veertiende
Jaargang.
lllllllll
lll
Bureau:
Grootekerkspleìn
3.
l
llïttl“i,
{ik
z‘
Telephoon
Intercomm.
N0.
67.’
was
:
ííúísìäîtíitîíiìlr.
Icpothoudera:
J.
H.
VAN
KREGTEN,
Voorstr.
263.
H.
STUMPEL,
Voorstraat
b./d.
Nieuwbrug.
Agent
te
Slletlrecllt:
J.
G.
TIMMERMANS
l
L.
G.
v.
d.
WANT,
Singel
106,
b./h.
Kinderziekenhuis.
J.
ERKENS,
Noordendijk
82a,
t/o
de
Lijnbaan.
í
Maandag
in
Verschijnt
in
Middag-
en
Avondnìtgave.
Middaguitgave.
BUITENLAND.
ZUID-AFRIKA.
—
10
Mei.
Evenmin
als
de
bladen
op
het
vasteland
weten
de
Engelsche
kranten,
die
toch
dichter
bij
de
bron
zitten,
iets
te
vertellen
over
de
‚‚vredes-
onderhnadelingen.”
De
rede
van
lord
Salisbury
in
de
Primrose
League
vormt
dan
ook
het
onderwerp
van
den
dag.
De
Boeren
zijn
wederrechtelijk
het
Eu-
gelsch
gebied
binnengevallen
en
over
al
de
plagerijen
en
uittartingen
die
daaraan
vooraf
gingen
zwijgt
de
minister.
Alles
wat
aan
dien
inval
in
Natal
is
voorafgegaan,
de
bemoeiing
van
Chamberlain
met
een
zuiver
binnenlandsche
aangelegenheid
van
de
Z.—A.
Republiek,
de
hou-
ding
van
Milner
op
de
konferentie
te
Bloem-
fontein,
de
provokaties
van
Engeland,
de
troepen-
koncentratie
aan
de
Transvaalsche
grenzen,
het
mobiliseeren
van
een
legerkorps,
het
Engelsche
ultimatum...
dat
alles
schijnt
lord
Salisbury
vergeten
te
zijn.
Het
was
niet
de
regeering
van
de
Republiek,
maar
Engeland
dat
den
oorlog
heeft
uitgelokt,
door
de
houding
die
het
na
den
infamen
Jameson-inval
heeft
aangenomen,
en
waardoor
het
de
Republieken
tot
het
uiterste
heeft
gebracht.
l
Maar
lord
Salisbury
ziet
dat
alles
voorbij,
om
slechts
te
spreken
van
de
opofferingen,
„die
Engeland
zich
heeft
getroost,
en
om
te
beweren,
dat
er
geen
grond
is
voor
de
meening
dat
En-
geland
zijn
vroegere
positie
zou
willen
opgeven,
om
opnieuw
een
toestand
in
het
leven
te
roepen
die
den
vijand
de
gelegenheid
zou
geven
den
strijd
weder
te
hervatten
zoodra
de
kans
daar-
voor
schoon
zou
zijn."
Wel
past
op
hem
het
woord
van
den
Franschen
geschiedschrijver
Guizot,
die
van
de
Bourbons
zeide,
dat
zij
niets
vergeten
en
niets
geleerd
hadden.
De
Times
heeft
het
zeer
druk
gehad
over
lord
Salisburfs
jongste
redevoering.
Thans
neemt
zij
het
oordeel
der
Amerikaansche
pers
op:
Twee
der
groote
toonaangevende
organen,_de
New-Yorlc
Times
en
de
New-York
Tribune
geven
hun
kritiek
ten
beste.
Een
derde
orgaan
zwijgt
er
geheel
en
al
over.
Het
eerste
blad
zegt,
dat
de
uitlatingen
van
den
Britschen
premier
be-
treffende
de
naaste
aanleiding
tot
den
oorlog
eerder
die
zijn
van
iemand,
die
chicanes
zoekt,
dan
van
een
politicus,
terwijl
zijn
verklaring,
dat
de
macht
en
het
aanzien
van
het
rijk
te
huidigen
dage
grooter
zijn
dan
vóór
den
oorlog,
een
even
vreemdsoortigen
indruk
maakt
als
de
telkens
door
de
Engelsche
bladen
gegeven
verzekering,
dat
de
wijze,
waarop
Groot-Britannië
den
Zuid-
Afrikaanschen
oorlog
heeft
gevoerd,
de
bewon-
dering
der
geheele
wereld
gaande
maakt.
„Zulke
overdrijvingen
zijn
er
op
berekend
om
het
feit
in
herinnering
te
brengen,
dat
de
Britten
op
eilanden
(en
dus
in
betrekkelijke
afzondering)
leven.”
Wanneer
verder
door
lord
Salisbury
wordt
beweerd,
dat
er
alleen
van
onvoorwaardelijke
overgave
sprake
kan
zijn,
terwijl
er
toch
‚‚onderhandeld”
wordt
met
hen,
die
zich
dan
onvoorwaardelijk
zouden
moeten
overgeven,
zegt
hij
een
volmaakte
absurditeit.
De
NewYorIc
Tribune
heeft
met
Jingo-ooren
de
wijsheid
van
den
Britschen
eersten
minister
opgevangen
en
keurt
alles
goed,
wat
hij
van
zijn
lippen
liet
vallen.
Het
blad
is
geneigd
het
als
een
bestiering
der
Voorzienigheid
te
be-
schouwen
dat
de
Boeren—republieken
voortaan
een
integreerend
deel
van
’t
Britsche
rijk
zullen
uitmaken;
het
is
verheugd,
dat
er
een
vergel-
ding
voor
Majuba
is
gekomen,
en
vraagt
dan
ten
slotte
met
een
naïviteit,
die
glimlachen
doet,
na
het
in
herinnering
brengen
van
die
voor
Engeland
zoo
diep
vernederende
nederlaag,
waarover
de
Boeren
zich
dan
wel
zouden
heb-
ben
te
beklagen.
Hoe
de
geest
onder
de
Boeren
is
blijkt
uit
den
brief
van
kommandant
Froneman
aan
de
Standaard
dien
wij
hieronder
opnemen
Duitsch
Z.—W.
Afrika.
Waarde
heer
Drukker
van
De
‚Standaard
te
Amsterdam.
Waarde
Heer.
Wilt
u
zoo
goed
wezen
en
deze
weinige
regels
in
de
krant
publiseer.
Door
ziekte
omstandigheden
was
ik
verplig
om
mijn
kommando
te
verlaten.
Na
ik
ontsnap
van
die
Engelsman
stig
ik
een
kommando
te
Bousman-
_
land;
op
den
4den
Februari
vertrok
ik
met
een
kommando
van
25
man
van
de
plaats
Kantar-
rogas
naar
een
dorp
genaamd
Kakamas;
daar
die
Burger
zoo
■uks
aansluiten
hat
ik
niet
ge-
noch
wapens
om
hun
te
geven
voor
ik
het
van
die
Engelsman
afnam.
Op
den
10den
Februari
1900
nam
ik
Kakamas
en
toen
heb
ik
daar
een
menigte
geweren
en
ook
amunitie
genomen;
toen
was
mijn
kommando
goe
over
die
200
man
sterk,
later
stig
ik
nog
een
kommando
te
Brandvlei
in
die
District
van
Calvinia,
die
was
ook
200
man
sterk,
en
ik
heb
in
die
5
maanden
dat
ik
die
Koloniale
Burgers
had,
23
gevechten
gehat
en
ik
moet
zeg,
dat
die
Kolonie
Burgers
hulle
dapper
gedragen
hebben
en
ik
heb
die
Engels-
man
groote
verlies
toegebeng‚
maar
zij
hebben
het
nooit
in
die
Couranten
laten
zien.
Of
zij
schaam
was
dat
die
ander
mogendheden
het
zou
zien
hoe
dat
hulle
Hottotentots
en
Basters
en
Kafîerssoldaten
doodgeschoten
wort,
weet
ik
niet,'maar
het
lijkt
zoo.
Ook
kan
ik
u
verzekeren,
dat
in
die
West-
zijde
van
die
Kaapkolonie
meestal
maar
Hot-
tentots
en
Kafîers
vechten
en
dat
zij
zulks
bar-
baarschs
stukken
doen;
zoo
als
op
een
plek
hebben
zij
onze
gewonden
met
klippen
doodge-
—gooid
en
ook
op
een
plaats
heb
ik
van
die
En-
gelsche
troepen
gevangt,
daar
zij
besig
was
om
jonge
dames
te
verkragten,
maar
gelukkig
kan
zij
het
niet
klaar
krijgen
daar
ik
te
gou
op
hulle
afkom.
Ik
heb
in
de
Kafferoorlogen
ge-
wees,
maar
zulk
schandaalstukken
hebben
nooit
plaats
gevonden;
ook
zie
ik
in
een
kourant
dat
die
Engelsman
voor
die
ander
mogeheden
laat
weten
dat
die
oorlog
bij
Maart
zou
klaar
wezen.
Dan
denk
ik
dat
die
Engelsman
moet
zeker
van
plan
wezen
om
dien
strijd
op
te
geven,
want
ik
ben
zeker
dat
ons
nog
geen
plan
heb
om
op
te
houden,
of
die
Engelsman
moet
ons
land
onbeschadig
afgeven;
zoo
niet,
zal
het
nog
jaren
duren,
voor
ons
ooit
zal
denk
om
dien
strijd
op
te
geven.
Ook
zie
ik
dat
die
Engels-
man
zeg,
daar
is
nog
maar
een
paar
rondgaande
rooversbenden,
maar
ik
weet
niet
of
die
Engels-
man
3000
man
noem
een
rondgaande
roovers-
bende
die
voor
hulle
regt
vechten.
Engelsman
zie
ik,
die
stuur
weer
paarden
uit,
maar
dat
is
mooi,
dan
krijgt
ons
weder
vaars
rijpaarden.
Ook
moet
ik
u
melden
dat
die
Engelsman
weer
een
groote
verlies
van
manschappen
en
paarden
gehat
bij
Tontelbuschkolk
en
bij
Kakamas;
ook
kan
ik
u
verzeker
dat
die
Burgers
met
een
beter
hart
vechten
dan
toen
ons
met
die
oorlog
begon.
Mijn
opinie
is,
dat
die
strijd
voor
die
Engelsman
hopeloos
is,
want
het
is
niet
meer
een
Trans-
vaalsche
oorlog.
maar
een
Zuid-Afrikaansche
oorlog.
Zoo
veel
geweren
als
ons
kan
afnemen
is
daar
Burgers
voor;
het
is
waar
wat
die
oude
President
Kruger
gezegd
hebt
:
Waar
een
van
onze
Burgers
kom,
daar
is
een
om
die
wapen
0p.te
nemen.
Nu
Waarde
Vrient,
ik
zal
u
weder
later
schrijven.
Ik
hoop,
God
zal
ons
zegenen,
dat
ons
die
overwinning
krijg.
J.
H.
FRONEMAN,
Kommandant
Oranje-Vrijstaat.
Intusschen
gaan
steeds
nieuwe
tioepenbezen-
dingen
naar
Afrika.
Gisteren
zijn
er
weer
zes-
tienhonderd
man
Yeomanry
scheep
gegaan
op
de
Bararzau.
Het
zijn
het
29e,
30e
en
32e
bataillon.
Kitchener
heeft
nog
maar
altijd
geen
mannen
genoeg.
«
——
De
ramp
op
Martinique.
Nog
slechts
weinige
berichten
zijn
tot
ons
ge-
komen
aangaande
de
geweldige
vulkanische
uit-
barsting,
welke
het
Fransche
eiland
Martinique,
een
der
Kleine
Antillen,
de
eilandenreeks,
die
als
het
ware
een
wal
vormt
om
de
Csraïbische
Zee,
geteisterd
heeft,
maar
wat
wij
reeds
ver-
namen
is
overweldigend.
Onmiddellijk
na
de
ontvangst
der
eerste
vage
berichten
seinde
het
Fransche
ministerie
van
marine
aan
den
bevelhebber
van
het
te
Fort
de
France
liggende
pantserschip
Suchet
om
nadere
bijzonderheden,
terwijl
dat
van
Koloniën
inlichtingen
vroeg
aan
den
goeverneur
van
het
eiland.
Gisterenavond
6
uur
ontving
men
te
Parijs
twee
berichten
tegelijk.
Het
eerste,
van
den
sekretaris
van
den
goeverneur,
meldde
dat
alle
gemeenschap
tusschen
St.
Pierre
en
Fort
de
France
was
afgesneden
maar
dat
het
gerucht
liep
dat
eerstgenoemde
stad
door
een
uitbarsting
van
den
vulkaan
Pelée
was
in
de
asch
gelegd.
Alle
beschikbare
stoomschepen
waren
daarom
terstond
naar
St.
Pierre
gezonden
om
hulp
te
brengen
aan
de
bevolking.
Het
tweede,
Van
den
kommandant
van
de
Suc/zet,
bevestigde
dat
de
stad
St.
Pierre
en
hare
omstreken
alsmede
alle
ter
rede
liggende
schepen
door
een
vuurregen
verwoest
waren.
Men
vreesde
dat
alle
inwoners
waren
omgekomen;
tot
dus-
ver
had
de
‚Sus/zet
slechts
een
dertigtal
gewon-
den
kunnen
opnemen.
Alle
schepen
op
de
rede
stonden
in
brand
en
de
uitbarsting
duurde
nog
steeds
voort.
Van
den
goeverneur
van
het
eiland,
Mouttet,
waren
nog
geen
berichten
out-
vangen,
zoodat
men
vreest
dat
hij
tot
de
slacht-
ofÏ-‚rs
behoort,
evenals
het
senaatslid
Knight.
Er
zijn
nadere
berichten
gevraagd,
maar
de
telegraafkabel
is
gebroken,
blijkbaar
tengevolge
eener
onderzeesche
uitbarsting,
zoodat
die
van
andere
eilanden
moeten
komen.
Een
Kenter-bericht
uit
Newyork
meldt
dat,
blijkens
een
telegram
van
het
Decnsche
eiland
‘l
Abonnementsprijl
r
2.50,
n.
p.
p.
[zins
per
Sínaandoil:
,
Afzonderlijke
nummers
6
Cent.
l
Geïllustreerd
Zondagsblad
f
0.87},
fr.
p.
p.
f
0.45
per
8
amanda.
j
Advertentìën
1-0
regell
r
1.10,
„ik.
regel
meer
11+
om.
l
Aanvraag
om
dienltbetrekkingen
1——6
regels
f
0.75,
elke
regel
l
meer
12j
Cent.
,
Dienltaanbiadingen
(ì
kontant)
r
0.50,
elke
regel
meer
7}
St.
Thomas,
het
pantserschip
Suchet
te
Pointe
â,
Pitre
is
aangekomen
en
rapporteert
dat
Don-
derdagmiddag
te
een
uur
de
gansche
stad
St.
Pierre
in
brand
stond.
Van
de
wrakken
in
de
haven
werden
een
dertigtal
min
of
meer
ernstig
gebrande
personen
gered.
Eene
afdeeling
matrozen
was
in
sloepen
uitgezonden
om
naar
overlevenden
te
zoeken,
maar
kon
de
stad
niet
binnendringen.
Op
de
"kaden
zag
men
tal
van
lijken
liggen.
Het
is
dus
te
vreezen
dat
niemand,
die
zich
op
het
oogenblik
der
ramp
in
de
stad
bevond,
ontkomen‘
is.
Toch
is
het
niet;
onmogelijk
dat
velen
haar
ontvlucht
zijn,
gewaarschuwd
door
den
brand,
die
de
fabrieken
van
Guérin
vernield
heeft
en
aan
150
menschen
het
leven
kostte.
Het
bericht
dezer
ramp
is
vermoedelijk
voor
den
goeverneur
van
het
eiland
aanleiding
geweest
om
zich
met
den
kolonel
van
zijn
staf
naar
St.
Pierre
te
spoeden,
waar
hij
zijn
graf
zal
hebben
gevonden.
Alles
is
zoo
snel
in
zijn
werk
gegaan,
dat
twee
Engelsche
schepen,
de
Roraíma
en
de
Roddam,
die
in
de
haven
van
Sr,
Pierre
lagen,
slechts
gered
konden
worden
door
de
ankers
te
kappen.
Toch
leden
zij
nog
groote
brandschade
en
werden
van
de
Roraimu
17
matrozen
gedood.
Het
heerlijke
eiland
Martinique
werd
herhaal-
delijk
door
zware
rampen
geteisterd.
Sedert
1657,
uit
welk
jaar
de
eerste
otîìcieele
berich-
ten
dagteekenen,
telt
men
er
67.
gIn
1669
werd
het
gansche
eiland
evenals
het
noordelijk
gele-
gen
Guadeloupe
door
een
cycloon
verwoest.
In
1727
veroorzaakte
een
orkaan
te
St.
Pierre
en
omstreken
voor
10
millioen
francs
schade.
Den
12
September
1756
werden
alle
plantages
ver-
woest,
de
schepen
vernield,
een
deel
der
kust
weggeslagen
en
alle
huizen
weggeveegd
door
een
storm.
Tien
jaren
later
had
een
soortgelijke
ramp
plaats,
die
aan
500
menschen
het
leven
koste.
Den
11
Januari
1839
vewoestte
een
nog
vreese
lijker
ramp
de
hoofdstad
Fort
de,France
en
een
groot;
gedeelte
van
St.
Pierre
en■kwamen
1500
menschen
om
het
leven.
Den
8
Februari
1843
werd
laatstgenoemde
stad,
pas
uit
het
puin
her-
rezen,
opnieuw
geteisterd
door
een
cycloon,
die
ook
Pointe
à.
Pitre,
op
Guadeloupe,
geheel
ver-
woestte
en
6000
slachtoffers
maakte.
Den
5
Augustus
1851
werd
de
gansche
stad
St.
Pierre
bedolven
onder
een
aschregen
uit
den
vulkaan
Pelée,
die
geruimen
tijd
in
rust
was
geweest.
De
laatste
ram
was
de
zware
kring-
storm
van
18
Augustus
1891,
die
St.
Pierre
en
Fort
de
France
opnieuw
vernielde,
alle
schepen
op
de
reede
deed
vergaan,
voor
88
millioen
francs
schade
aanrichtte
en
aan
400
menschen
het
leven
kostte.
Reeds
den
geheelen
dag
hadden
zich
onrustbarende
verschijnselen
voorgedaan
en
om
vijf
uur
stak
de
storm
op.
Hij
woedde
onafge-
broken
voort
tot
9
uur
des
avonds.
De
eerste
windstoot
velde
reeds
dadelijk
een
aantal
huizen
op
de
meest
blootgestelde
plaatsen;
de
te
velde
staande
gewassen
werden
afgescho-
ren,
boomen
werden
geknakt
of
verwrongen.
In
de
beida
voornaamste
plaatsen,
Fort
de
France
en
St.
Pierre,
werden
de
huizen
van
de
daken
beroofd,
de
wind
rukte
zelfs
de
leien
van
de
daken
los;
tal
van
gebouwen
stortten
in;
onder
het
puin
van
het
militair
hospitaal
werden
alle
verpleegden
bedolven.
Toen
de
storm
losbrak‚
lagen
op
de
reede
van
St.
Piere
een
vijftiental
schepen.
Vier
uren
later
was
er
geen
enkel
meer
over;
ze
waren
op
de
kust
verbrijzeld
of
van
de
ankers
losgeslagen,
weggevoerd
en
in
volle
zee
vergaan.
De
ramp
van
heden
schijnt
echter
van
alle
voorgaande
de
kroon
te
spannen.
Na
de
ver-
woesting
van
1891
was
de
stad
herbouwd
en
waren
de
huizen
voorzien
van
zware
muren,
welke
men
hoopte
dat
aan
de
zwaarste
stormen
en
hevigste
aardbevingen
weerstand
zouden
kunnen
bieden;
thans
heeft
het
vuur
het
ver-
nielingswerk
verricht.
Zooals
gisteren
avond
reeds
met
enkele
woor-
den
gemeld
werd,
hebben
ook
op
andere
eilan-
den
der
Kleine
Antillen
vulkanische
uitbarstin-
gen
plaats
gehad
of
dreigen
die
wellicht
nog,
te
oordeelen
naar
het
zware
onderaardsch
ge-
rommel.
Het
Engelsche
ministerie
van
koloniën
ontving
reeds
bericht
van
eene
uitbarsting
van
den
vul-
kaan
Garou,
op
het
eiland
St.-Vincent,
maar
de
daardoor
aangerichte
schade
is
niet
te
ver-
gelijken
bij
die
op
Martinique.
Duitschland.
De
ramp
van
St.
Plèirre.
Gisteren
middag
is
het
stoffelijk
overschot
van
prins
George
van
Pruisen
op
het
plein
voor
de
kapel
van
het
slot
Rheinstein
begraven,
In
tegenwoordigheid
van
den
erfgroothertog
van
Baden
en
tal
van
autoriteiten
en
depntatiën
van
regimenten,
wier
chef
de
overledene
is
geweest.
Groot-Brittannië.
In
het
Lagerhuis
antwoordde
lord
Cranborne
gisteren
schriftelijk
op
eene
vraag
van
het
lid
ST.
THOMAS,
9
Mei.
Het
aantal
slachtoffers
op
het
eiland
Martinique
wordt
nu
op
40,000
geschat.
BABBADOS,
9
Mei.
(Reuter).
Een
vulkanische
uitbarsting
op
St.
Vincent
veroorzaakte
op
Bar-
bados
een
aschregen.
De
asch
lag
een
duim
dik
op
straten,
boomen
en
huizen.
De
regen
duurt
voort.
NB.
Eventueel
nagekomen
telegram-
men
vindt
men
op
pagina
3.
Laurence
of
aan
eene
Duitsche
■rma
het
uit-
sluitend
recht
is
verleend
om
inboorlingen
in
Liberia
als
arbeidersqsìsaxerven
en
buiten
de
grenzen
dier
republiek
te
gebruiken,
dat
bedoelde
konsessie
werkelijk
bestaat
maar
in
het
begin
van
het
volgend
jaar
a■oopt.
Door
den
goever-
neur
van
Sierra
Leone
wordt
met
de
Liberiaan-
sche
regeering
onderhandeld
over
het
houden
eener
konferentie,
waar
de
voorschriften
op
het
gebruik
van
inlandsche
arbeiders
nader
zullen
worden
geregeld.
Spanje.
In
den
omtrek
van
Barcelona,
Saragossa,
Lerida
en
Huesca
zijn
opnieuw
aardschokken
waarge-
nomen.
ltalië.
Donderdag
is
op
den
heuvel
van
Superga
nabij
Turijn,
naast
de
prachtige
basiliek,
welke
de
graven
der
koningen
van
Piémont
bevat,
een
gedenkteeken
voor
koning
Hnmbert
onthuld,
_in
tegenwoordigheid
van
den
Koning,
de
Koningin,
de
ministers
en
vele
andere
autoriteiten.
Onder
voorzitterschap
van
den
afgevaardigde
Guicciardini,
burgemeester
van
Rome,
is
een
centraal-komitee
tot
stand
gekomen
om
de
snelle
verbindingswegen
tusschen
Calais
en
Brindisi
door
den
Simplonpas
nog
meer
te
verkorten.
Door
professor
Gôgg,
sekretaris
der
maatschap-
pijen
die
de
Faucille
doorboren,
is
een
rapport
uitgebracht,
waarna
men
getracht
heeft
samen-
werking
te
verkrijgen
tusschen
het
centraal-
komitee
en
de
komitees
te
Milaan
en
Brindisi.
Besloten
is
de
lijn
Coni
naar
Vintimillo
goed
te
keuren,
volgens
het
in
1879
aangenomen
ont-
werp,
zoodat
zij
zal
loopen
langs
het
dal
der
Resiarivier‚
dat
is
22
kilometer
over
Fransch
grondgebied.
Italië
zal
twee
aanvullingslijnen
op
Italiaansch
grondgebied
aanleggen,
Frankrijk
eveneens
een
op
zijn
gebied,
na
toestemming
van
beide
regeeringen.
Amerika.
Gedurende
de
week,
eindigende
den
4
Mei,
zijn
te
Newyork
25,120
landverhuizers
aange-
komen.
Sedert
1
Januari
bedroeg
hun
aantal
190,744,
meerendeels
Italianen.
Uit
verschillende
landen.
Het
Berlíner
Tageblatt
beweert
uit
betrouwbare
bron
vernomen
te
hebben,
dat
Rusland
zou
be-
willigen
in
een
bezetting
van
Albaníë
door
Oostenrijk.
Een
dertigtal
o■ìcieren
en
ambte-
naren
zou
eerlang,
onder
het
voorwendsel
van
er
te
gaan
jagen,
de
topografische
gesteldheid
van
het
land
opnemen
en
voor
de
bezetting
de
noodige
voorbereidingen
tre■en.
Ofîicieel
wordt
tegengesproken
dat
Rumenië
denkt
aan
eene
konversie
of
ghet
sluiten
eener
nieuwe
leening.
In
het
Russische
distrikt
Sínkalinsk
hebben
de
boeren
de
graanpakhuizen,
waar
de
regee-
ring
koren
had
opgeslagen
om
in
geval
van
hongersnood
te
worden
uitgedeeld,
opengebroken
en
geplunderd.
Eenige
politie-agenten,
die
het
volk
wilden
tegenhouden,
werden
gedood.
Er
zijn
thans
troepen
daarheen
gezonden.
De
Tweede
Kamer
van
Zweden
heeft
giste-
ren
het
door
den
minister
van
buitenl.
zaken
bestreden
voorstel—Hedin
c.
s.
verworprn,
om
de
regeeriug
uit
te
noodigen,
stappen
te
doen
tot
verzekering
der
neutraliteit
van
Zweden
en
Noorwegen.
Een
te
Hongkong
ontvangen
brief
uit
Woetsjow
meldt
dat
de
oproerlingen
den
27
April
de
Chi-
neesche
stad
Nanningfoe
drie
uren
lang
met
modern
veldgeschut
gebombardeerd
hebben,
waardoor
3
à
400
inwoners
gedood
werden.
Later
trokken
de
oproerlingen
terug
naar
het
gebergte.
Twee
regimenten
veteranen
zijn
uit
Canton
naar
Nanningfoe
vertrokken.
TELEGRAMMEN.