Tekstweergave van DC_1906-05-14_009
Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
A“.
1906.
Honderd-Achttiende
Jaargang
—.
í.
_
.
‚a:
N0.
114.
|1
1;‘
llli
lll
Bureau:
Grootekerkspleìn
3.
li
í
‘y■
Telephoon
Intercomm.
N0.
67.
Illlgave
van
„llf
ÍIIÌH■BEEHÎSBHE
Illllllllf■ll-
H!
lJIIÊEVEHS-M■.”
Depôthouder:
J.
H.
VAN
KREGTEN,
Voorstraat
263.
ABONNEMENTSPRIJS
f_.2.50,3,_fr.
p.
p.
f
2.75
per_3
maanden.‘
AFZONDERLIJKE
NUMMERS
5
Cent.
‚,
P,
DE
R00,
Voorstraat
b/d_
Nieuwbrug_
j
ADVERTENTIEN
1-6
regels
f
1.10,
elkeìegel
meer
17%
Gent.
‚,
VAN
Es,
meekersdijk
40_
ga
__
_
_
AANVËAAG
oiilr
DIENSÈBEËREKK■GENÈI-ö
reg.
80
Gent,
Agent
te
Sliedrecht:
J.
G.
TIMMERMANS.
Maandag
14
Mei.
„
.ERKE
"
"
’
5
-
'
1
l
t.
NS,NO0I‘dend1_]k
82a
0/d.
Lijnbaan.
Verschijnt
In
Middag
en
Avonduitgave.
DEQ,TZËËÍED‘ÏË:°JO„,_‘;
1326„
50
0„
,1k„,g_
,„_
‚w,
j
INGEZ.
MEDEDEELINGEN
1-4
reg.
f
1.25,
elke
reg.
m.
30
Gt.
Avonduügave
TWEEDE
BLAD.
E■ll
Illl
ílllll■l
lll■l
MíìÎlIlÍlS
BHIGIÌ
lîl■SZ.
Het
is_
een
verblijdend
bewijs
van
belang-
stelling
1I1
de
gemeentelijke
verzamelingen,
als
stadgenooten
of
vreemdelingen
er
aan
afstaan,
Wat
V001‘
de
geschiedenis
van
belang
kan
worden
geacht.
Menigmaal
immers
schijnen
Papieren,
zoo
lang
ze
onder
particulieren
be-
rusten,
Van
weinig
of
geen
waarde
te
zijn,
terwijl
ze
in
het
archief
of
in
de
bibliotheek
der
gemeente
een
welkome
aanwinst
of
aan-
Vulling
van
het
reeds
aanwezige
vormen.
In
de
laatste
jaren
kan
dan
00k
op
verschei-
dene
belangrijke
schenkingen
met
dankbaar-
heid
gewezen
worden.
Mogen
zij
een
aansporing
zlJneen
anderen,
om
oude
bescheiden,
hand-
schriften,
boekjes
en
brochures,
op
Dordrechts
verleden
of
vermaarde’
personen
betrekking
hebbende,
aan
‚het
archief
der
gemeente
te
schenken.
Zij
vinden
er
steeds
een
welkome
ontvangst
en
zorgvuldige
bewaring,
terwijl
ze
tevens
dienen
kunnen,
om
de
kennis
omtrent
de
geschiedenis
onzer
woonplaats
uit
te
breiden.
Over
een
der
laatste
aanwinsten,
een
uit-
gebreide
verzameling,
zoo
gedrukte
als
onge-
drukte
bescheiden,
wensch
ik
hier
iets
mede‘
‘Je
deel■n,
Omdat
ze
iemand
betreffen,
die.
door
ìZ1_]I1
uitvoerige
beschrijving
van
Dor-.
drecht
nog
immer
aanspraak
heeft
op
onzel
belangste■ing.
Ik
bedoel
MATTHIJS
BALEN
JANszooN,
wiens
lijvige
kwartijn
over
Dor-
drecht
1I1
1677
verscheen.
De
collectie
betreft
evenwel
niet
aHeen
hem,
maar
„zijn
geheele
geslacht,
dat,
althans
in
zijn
linie,
thans
is
uitgestorven.
Door
de
erfgenamen
van
dewe-
duwe
van
den
laatsten
mannehjken
afstam-
meling,
wijlen
mevrouw
de
weduwe
A.
Balen-
.
de
Koning
kwam
het
archief
in
het
bezit
der
verzameling.
Allereerst
dan
bevat
zij
een
groot
aantal
genealogische
aanteekeningen,
die
het
moge-
lijk
maken
een
nagenoeg
volledigen
stam-
boom
der
familie
op
te
stellen.
We
zullen
dat
hier
niet
doen,
maar
alleen
een
en
ander
mede-
deelen
omtrent
Matthijs
Balen
zelf.
Volgens
een
eigenhandige
aanteckening
van
FEUILLETON.
zijn
vader
Jan
Balen,
die,
‚‚in
’t
leste
van
Decem-
bel‘
1609”
getrouwd
was
met
Elizabeth
Karels
van
Bockstacl,
Werd
Matthijs
Balen
Jans-
zoon
geboren
te
Dordrecht
den
eersten
Octo-
ber
1611
„Saterdacfí
smorgens
ontrent
6
uren.”
Reeds
op
achtjarigen
leeft■d
verloor
hij
zijne
moeder,
die
1
Febr.
1620
’s
morgens
te
acht
uren
overleed,
nadat
ze
twee
uren
te
voren
„verlost
was
van
een
doot
kindeken.”
Zijn
vader
hertrouwde
nog
in
hetzelfde
jaar
6
Sept.
1620
met
Maria
Sandbergen.
Beiden
zijn
zeer
oud
geworden:
Johan
Balen
stierf
22
‚Juli
1679,
oud
89
jaren
en
8
dagen,
Maria
Sandbergen
28
Jan.
1680,
oud
82
jaren
10
maanden
11
dagen.
Matthijs
Balen
huwde
19
Juni
1639
te
Dor-
drecht
in
de
Doopsgezinde
gemeente
met
Christina
Lambrechtsdr.
van
der
Tak.
Zijn
huwelijk
werd
ingezegend
door
den
vermaner
Marcus
van
Dijk.
Zijne
vrouw
overleed
reeds
18
October
1642,
hem
nalatende
twee
kin-
deren,
n.l.
Elizabeth,
geb.
8
April
1640
en
Maria,
geb.
29
Juni
1642,
die
evenwel
reeds
26
April
1644
overleed.
Hij
hertrouwde
17
April
1644
te
Amsterdam
met
Martina
Savary,
dochter
van
den
beken-
den
graveur
Salomon
Savary.
Uit
dit
huwelijk
werden
vier
kinderen
geboren,
waarvan
slechts
een
zdon
zijn
ouders
overleefde;
de
drie
an-
dere,
dochters,
overleden
ongehuwd.
_
Martina
Savary
stierf
reeds
30
October
1652
en
Balen
hertrouwde
21
Dec.
1653
te
Rotterdam
met
Elizabeth
van
Rijnberck
Hendriksdr.,
die
hem
geen
kinderen
schonk
en
29
Dec.
1684
overleed.
De
huwelijksche
voorwaarden,
waarop
zij
getrouwd
waren,
werden
bij
haar
testament
van
5
Maart
1684
herroepen,
Na
beschikking
over
eenige
roe-
«
rende
goederen
stelde
zij
haar
man
tot
univer-
‘seel
erfgenaam.
Balen
overleed
in
den
ouder-
dom
van
79
jaren
5
maanden
en
30
dagen
Vrijdags
morgens
tusschen
9
en
10
uren,
30
Maart
1691,
nalatende
één
íoon
Johan
Balen,
die
den
19
Mei
1680
gehuwd
was
met
Digna
Schepens
Johansdr.
Zijne
dochter
Elisabeth
was
reeds
14
Febr.
1666
gestorven,
nalatende
een
dochter
Ohristina
Hulstman.
Tot
zoover
de
genealogie.
Balen
was
de
zoon
van
een
bierbrouwer,
maar
werd
in
1630
lid
van
het
Kuipersgilde.
Dit
is
hij
waarsch■n-
lijk
niet
gebleven,
want
in
1675
vindt
men
Âhem
als
lid
van
de
in
(1668
opgerichte
con-
frerie
der
Twijnhandelaars.
In
de
rekening
In
sommige
gevallen
kan
alleen
een
epidemie
-'
een
diensttijdsgrens
of
een
leeftijdsgrens,
den
3
toestand
nog
redden.
Wetenschappelijk
Allerlei.
Dr.
Os
er
en
de
menschen
boven
de
veertig.
—
De
grijsaards
af‘-
gedankt?
—
Een
antiloxine
tegen
de
vermoeienis.
——
Meteoro-
logie
van
de
hoogere
luclillagem
Onlangs
heeft
een
Amerikaansche
geleerde,
prof.
Osler
door
een
rede
in
de
J
ohn
Hopkins
universiteit,
niet
weinig
sensatie
verwekt.
Hij
beweerde
toch,
volgens
de
krantenver-
slagen,
niets
minder
dan
dat
de
menschen
boven
de
veertig
eigenlijk
nietsnutters
waren,
die
hoe
eerder
hoe
beter
op
stal
gezet
ver-
dienden
te
worden.
En
dat
zou
er
ten
slotte
van
komen
ook.
Maar
de
kranten
worden
niet
altijd
ten
on-
rechte
belasterd
om
hun
verslagen,
en
wie
wel
eens
wat
van
de
Amerikaansche
pers
gezien
heeft,
weet
dat
deze,
bij
veel
goeds,
enorm
veel
slechts
herbergt
in
haar
tallooze
kolommen.
Daarom
komt
een
tijdschrift
nu
‘nog
eens
de
puntjes
op
de
i’s
zetten
ter
zake
van
Osler’s
rede,
en
ons
vertellen,
wat
Osler
werkelijk
gezegd
heeft.
Het
blijkt
nu
ten
deele
een
humoristische
speech
geweest
te
zijn,
ten
deele
rechtstreeks
gericht
tegen
de
Ame-
rikaansche
instelling
die
b.v.
niet
(gelijk
bij
ons
te
lande)
aan
hoogleeraren
een
leeftijds-
grens
voor
de
uitoefening
van
hun
ambt
stelt;
voor
een
ander
deel
bevat
ze
in
min
of
meer
spottenden
vorm
een
hoogst
ernstige
en
wel
zeer
behartigenswaardige
overweging.
Ik
zal
nu
——
zoo
zeide
Osler
—
eens
erg
stout
zijn,
Q
Î■mxìelicate
kwestie
aanraken,
‘die
van
zeer
hoe‘;
belang
is
voor
ons
universi-
tair
leven,
een
kwestie
die
in
dit
land
(de
Ver-
eenigde
i
Staten)
nog
niet
is
opgelost:
een
limiet,
hetzij
van
leeftijd
of
van
dienstjaren,
voor
den
onderwijzer.
Behalve
in
eenige
bij-
zondere
scholen
weet
ik
niet,
dat
iets
dergelijks
hier
te
lande
bestaat.
Gewoonlijk
geschiedt
de
benoeming
aut
vitam
aut
culpam,
gelijk
de
oude
spieekwijs
zegt.
Het
is
een
zeer
ern-
stig
d-ixjg
voor
onze
jonge
universiteiten,
dat
alle
hoogleeraren
tegelijkertijd
oud
worden.
Ik
heb
twee
vaste
ideeën,
onschuldige
0b.
sessiën,
waarmee
ik
somt■ds
mijn
vrienden
lastig
val,
maar
die
rechtstreeks
betrekking
hebben
op
deze
kwestie
van
gewicht.
Het
eerste
denkbeeld
betreft
de
betrekkelijke
nutte.
looskeid
van
menschen
boven
de
veertig.
Dat
moge
„shocking”
klinken,
en
toch,
als
men
’t
goed
verstaat,
leert
de
wereldgeschiedenis
niets
anders.
Neem
de
som
van
’t
geen
de
menschen
voor
groots
verricht
hebben,
in
wetenschap,
kunst
of
letteren;
trek
daarvan
af
wat
gedaan
is
door
menschen
boven
de
veertig
en—
hoewel
we
groote
schatten,
onbe-
taalbare
schatten
zelfs
zouden
missen
——
we
zouden
zijn
wat
we
heden
ten
dage
zijn.
Het
is
moeilijk,
een
groote
en
verreikende
ver-
overing
van
den
geest
te
noemen,
die
niet
aan
de
wereld
gegeven
is
door
iemand,
nog
in
de
opklimmende
helling
van
zijn
leven.
Het
effectieve,
leven-wekkende,
krachtige
werk
wordt
op
de
heele
wereld
gedaan
door
de
men.
schen
tusschen
de
25
en
de
40
—-
die
vijftien
gouden
jaren
van
overvloed,
de
anabolische
of
constructieve
periode
van
het
leven,
waarin
er
altijd
een
overschot
beschikbaar
is
in
de
bank
van
den
geest,
en
het
crediet
nog
onaan.
getast
is
gebleven.
In
de
wetenschap
en
kunst
van
de
medi.
cijnen
is
er
geen
vooruitgang
van
den
eersten
rang
geweest,
of
de
eerste
stoot
is
ertoe
gage-
ven
door
jonge
of
betrekkelijk
jonge
mannen
Vesalius,
Harvey,
Hunter,
Bichot,
Laennec,
Virchow,
Lister,
Koch,
—
de
groene
jaren
waren
nog
op
hun
hoofd
toen
zij
hun
opzien-
wekkende
en
époque-makende
onderzoekin.
gen
verrichtten.
Om
een
oud
gezegde
te
wij-
zigen:
een
man
is
zedelijk
gezond
op
zijn
dertigste,
geestelijk
rijk
op
zijn
veertigste,
verstandelijk
wijs
op
zijn
vijftigste
jaar
—
of
nooit.
De
jonge
mannen
behooren
aangemoe-
digd
te
worden,
hun
moet
elke
mogelijke
kans
gegeven
worden
om
te
toonen
wat
er
in
hem
zit
.
.
.
.
..
De
voornaamste
waarde
van
den
onderwijzer
die
zijn
productieven
tijd
voorbij
is,
ligt
hierin
dat
hij
kan
nagaan
of
de
gedachten
die
bij
de
jongere
mannen
opko-
men,
misbaksels
of
edele
en
groote
denk-
beelden
zijn.
Mijn
tweede
idee
—
zoo
ging
Osler
voort
staat
onder
het
hoofdstuk
van
dat
jaar
„Nieuwe
inkomelingen
1675”:
6
ätäm
den
7
July
Matthys
Balen,
ontf.
fl.
Ook
zijn
half-broeder,
Cornelis
Balen
was
lid
dezer
confrerie
en
werkte
met
2
molens;
Matthijs
had
er
slechts
één.
De
clichés
der
garen-
of
twijnmerken
van
Cornelis
Balen
bevinden
zich
op
het
gemeente-
archief;
een
dezer
is
in
afdruk
opgenomen
in
het
merkenboek
der
confrcrief
Dit
alles
verklaart,
dat
Balen
ook
„touwverkooper”
werd
genoemd;
eigenlijk
was
hij
twijnhande-
laar,
een
Vak,
dat
in
het
laatst
der
17e
eeuw
te
Dordrecht
zeer
bloeide.
De
confrerie
telde
o.a.
in
1680
110
leden,
die
met
175
molens
werkten,
terwijl
een
aantal
‘leden
nog
leer-
jongens
in
dienst
hadden.
Balen
woonde
sedert
1641
in
het
huis,
oud-
tijds
het
Volkenrak,
na
1641‘de
Pelikaan
ge-
heeten,‘bij
de
Vischmarkt,
d.w.z.
het
derde
huis
aan’
de
’Voorstraat
van
de
Vischstraat
af
naar
het
stadhuis.
Daar
is
ook
over-
leden-
rnäatm■îúlrâíëä!
à
Behalve
nëgïmet
Oudheidkundige
nasporingen‚
omtrent
zijne
geboorteplaats,
waardoor
hij
in
kennis
en
verkeer
kwam
met
de
geleerde
mannen
zijner
dagen,
beoefende
hij
ook
de
dichtkunst.
De
verzameling
bevat
hierom-
trent
tal
van
proeven,
zoo
gedrukt
als
in
hand-
schrift,
te
zamen
44
stuks.
Het
is
meest
gele-
genheidspoezie,
die
den
dichter
doet
kennen
als
een
gemoedelijk
vroom
man,
een
warm
vaderlander,
een
deelnemend
mensch.
Wij
zien
er
uit,
den
kring
zijner
vrienden,
het
wel
en
wee
zijner
familie,
den
invloed
van
de
groote
gebeurtenissen
van
zijn
tijd.
Verzen
op
ver-
jaringen,
op
bruiloften,
op
overlijden
zijn
er
in
aantal
onder.
Ziehier
enkele
titels:
1.
Op
de
20ste
geboortverjaring
van
Kornehs
van
Kuykhoven.
2.
Op
de
geboortverjaring
van
mijn
zoontje
J
ohannes
Balen.
3.
Op
de
schilderij
van
juffr.
Margarita
Godewíjk,
door
hare
Edt.
zelfs
naa
’t
leven
afgemaald.
4.
Op
den
dood
van
den
Hooggeleerden
Heer
dr.
Cornelis
van
Someren,
Artz,
Schepen,
Thesaurier‚
enz.
5.
Op
de
Wellekomst
van
Monsr.
Adriaen
Boenes
de
Roma
den
22en
van
Oogst-
inaend
1653.
6.
Grafspits
op
’t
ingesarckte
lijk
van
den
—
is
de
nutteloosheid
van
de
menschen
die
den
zestig-jarigen
leeftijd
gepasseerd
zijn,
en
het
onberekenbare
voordeel
dat
handels-
kringen
in
het
politieke
en
het
maatschappelijke
leven
ervan
zouden
trekken,
als
het
regel
werd
-
dat
de
mannen
van
zestig
jaar
zich
uit
de
zaken
terugtrekken.
Donne
vertelt
ons
in
zijn
„Biathnatos”,
dat
volgens
de
wijze
wetten
van
sommige
staten
de
mannen
van
zestig
jaar
van
een
brug
werden
geworpen,
en
te
Rome
werden
mannen
van
dien
leeftijd
niet
toegelaten
tot
de
stemmingen:
zij
werden
‚,depontani”
genoemd,
omdat
de
weg
naar
den
Senaat
per
pontem
ging,
en
hun
niet
ver-
gund
was
daarheen
te
gaan.
In
zijn
novelle
„Fixed
Period”
bespreekt
Anthony
Trollope
de
voordeelen
die
de
hedendaagsche
samen-
leving
zou
genieten
als
zij
tot
die
oude
gebrui-
ken
terugkeerde,
en
de
intrigue
van
het
ver-
haal
draait
om
een
instelling
waar
de
men-
schen
van
zestig
zich
gedurende
een
jaar
terug-
trekken
om
een
beschouwend
leven
te
leiden;
daarna
vertrokken
zij,
door
middel
van
chloro-
form,
rustig
naar
een
andere
wereld.
Dat
daarvan
goede
uitkomsten
’t
gevolg
zou
zijn,
is
helder
voor
wie,
zooals
ikzelf,
die
limiet
nadert,
en
die
een
studie
gemaakt
heeft
van
de
rampen
welke
de
menschheid
bezoeken
tusschen
het
60ste
en
het
80ste
jaar.
__
En
nog
meer
is
‘dat
’t
geval,
wanneer
hij
denkt
aan
de
vele
euvelen,
die
de
oude
Inen-
schen
onwillens
bedrijven,
en
ongestraft.
Even-
als
men
kan
volhouden
dat
elke
groote
voor-
uitgang
van
het
menschdom
te
danken
ge-
weest
is
aan
menschen
beneden
de
veertig,
zoo
toont
de
geschiedenis
ook,
dat
een
zeer
groot
deel
van
de
rampen
en
den
tegenspoed
te
wijten
waren
aan
oude
mannen
Í-
bijna
alle
groote
politieke
en
maatschappelijke
fou-
ten,
alle
zeer
slechte
gedichten,
de
meeste
slechte
schilderijen,
meer
dan
de
helft
van
de
slechte
romans
en
niet
weinig
vervelende
redevoeringen
en
preeken.
Het
is
niet
te
ont-
kennen
dat
er
nu
en
dan
een
zestigjarige
ge-
vonden
wordt,
wiens
geest,
gelijk
Cicero
het
uitdrukte,
buiten
het
bereik
ligt
van
het
ver-
val
des
lichaams.
Zulk
een
man
heeft
dan
het
geheim
gevonden
van
Hermippus,
den
ouden
Romein
die,
voelende
dat
zijn
geestkracht
en
werkkracht
verminderde
met
den
ouder-
dom,
alle
betrekkingen
met
lieden
van
ge-
lijken
leeftijd
verbrak,
en
uitsluitend
het
22.
19.
13-
14.
15.
16.
17.
Hooggeleerden
Heer
D.
Bernhard
Pande
laert,
doctor
in
de
Medecine,
gestorven
den
5en
van
Herfstmaend
1653.
7.
Op
de
Geboortverjaringhe
van
mijne
sliâ■er
Johanna
Balen
den
17
January4.
10-
ll-
12-
8.
Op
d’Echt
van
Johannes
Balen
en
Mag-
dalena
van
der
Veer,
voltrokken
den
13
van
Bloeymaend
1657
in
Dordrecht.
9.
Op
de
Geboortverjaringhe
van
Elizabeth
van
Rijnberck
alias
Balen,
voorgevallen
den
1e
van
Sprockelmaend
1660.
Op
mijne
geboortverjaring
ten
lste
van
Wijnmaand
’s
jaars
1665.
j
Op
de
Weer-Bruyloft
van
Bartholomeus
Targier
en
Agnes
Reymen
den
31ste
October
1666.
Witte-Wimpel
aan
den
dapperen
WelEde-
len
en
Gestrengen
Heer
Komelis
de
Witt
Heeren
Jacobszoon‚
1667.
_
Olijftak
aan
den
dapperen
enz.
Kornehs
de
Witt
1667.
Zegenpralend
Wit
van
Hare
Hoogmogende
gedoeld
in
de
reviere
van
Chattam,
enz.
1667.
Witte-vlagge,
uytgesteken
tot
een
vreugde-
wimpel
op
den
vrede
enz.,
1667
.
_
Herstelde
broedervrede
van
Vranckrijk
en
Spanjen
enz.,
1668.
rap]
_
Rouw-Wimpel
voor
den
heer
Kornehs
de
Beveren
Heeren
Corneliszoon,
etc.,
ter
lijkstacie
van
zijn
Ed.
gemalin,
vrouw
Adriana
van
Wouw,
enz.,
den
15den
van
Oogstmaand
1670.
18.
Grafspits,
opgerecht
over
’t
lijk
van
d.en
Ed.
Hooggeleerden
Heer
Mr.
Willem
de
Beveren
Heeren
Corneliszoon,
enz.,
als.
gesondene
van
desen
staat
ter
schepe
gevoert
te
werden
aan
de
Krone
van
Hispangien,
en
leggende
zeylreed
in
Texel
door
de
dood
ontzield
opten
XXXI
van
Bloeyinaand
1671.
„ä
Op
de
Herstelling
van
het
Stadhouder-
schap
in
1672.
.
Grafschrift
op
den
Ed.
Heer
Jacob
de
Witt,
1674.
21.
Op
’et
LIste
verjaren
van
Mevrouw
Maria
van
Berkel,
weduwe
wylen
d’I-1eer
‚Mr.
Cornelis
de
Witt
Heeren.
Jacobsz.
etc.,
voorgevallen
ten
31ste
van
Bloeymaîand
’s
jaars
1683.
q
Op
de
Geboortverjaring
van
oude
Johan
Balen
Matthijszoon
ten
14de
van
Hooy-
maand
1679.
gezelschap
zocht
van
jongelui,
meedoende
aan
hun
spelen
en
aan
hun
studien
en
aldus,
naar
’t
heet,
den
leeftijd
van
153
jaar
bereikte
—
„puerorum
habitu
refocìllatus
et
educatus.”
En
er
ligt
waarheid
in
dit
verhaal,
want
al-
leen
zij
die
met
de
jeugd
blijven
meeleven
behouden
een
goeden
kijk
op
de
nieuwe
vraag-
stukken
van
het
leven.
„Het
leven
van
den
hoogleeraar
—
zoo
eindigde
dr.
Osler
zijn
merkwaardige
voor-
dracht
—
zou
drie
perioden
moeten
omvatten:
studie
tot
het
25e
jaar,
onderzoek
tot
het
40e,
onderwijs
tot
zijn
60e.
En
op
dien
leeftijd
zou
ik
hem
op
dubbel
tractement
willen
pen-
sionneeren.
Of
Anthony
Trollope’s
chloroform-
methode
in
de
practijk
toegepast
behoort
te
worden,
begin
ik
nu
eigenlijk
weer
twijfel-
achtig
te
vinden,
omdat
ik
zelf
zoo
dicht
bij
de
grens
ben.”
Als
de
gevolgtrekkingen
juist
zijn
van
een
onderzoek,
in
de
Münchener
medizinische
Wo-
chenschrift
openbaar
gemaakt,
dan
zullen
vermoeienis
en
uitputting
weldra
tot
het
verleden
behooren
!
Geen
wonder
dat
deze
conclusie
tlechts
voorwaardelijk
aanvaard
wordt.
Om
slaap-
dronkenheìd
te
verbannen,
zal
het
alleen
noodig
zijn,
wat
antitoxine
in
te
nemen
——-
d.w.z.
een
zelfstandigheid
die
de
toxine,
de
giftige
stof,
onwerkzaam
maakt
——
en
gij
zult
weer
opsterken
en
frisch
worden,
hoe
uitgeput
gij
ook
geweest
moogt
zijn.
Voortaan
zal
men
nooit
weer
een
slaperigen
politie-
agent
op
zijn
post
zien
staan,
de
snelheid
van
een
loopjongen
zal
nog
slechts
te
vergelijken
zijn
bij
die
van
den
gevleugelden
Mercurius
zelf,
praatzieke
vrouwen
zullen
dan
pas
lust
krijgen
in
het
leven
en
met
een
onderhuid-
sche
inspuiting
nu
en
dan
bij
haar
slacht-
offers
zullen
zij
de
belangstelling
levendig
weten
te
houden.
En
hoe
zullen
alle
beambten
en
werklui
hun
arbeid
verrichten,
als
de
in-
specteur
om
de
zooveel
uren
rondgaat
met
een
spuitje
vol
serum!
Inderdaad,
de
toe-
passing
van
die
bewonderenswaardige
ont-
dekking
schijnt
bijna
grenzenloos.
Welk
paard
zou
niet
winnen
in
den
wedstrijd,
welk
leger
zou
nog
opgehouden
worden
door
de
vermoeie
nìssen
van
lange
en
bezwaarlijke
marschen?
Hoeveel
menschen
zullen
er
nog
in
slaap
val-
len
in
de
kerk,
tot
schade
van
hun
zieleheil,