Tekstweergave van DC_1906-05-14_009

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
A“. 1906. Honderd-Achttiende Jaargang —. í. _ . ‚a: N0. 114. |1 1;‘ llli lll Bureau: Grootekerkspleìn 3. li í ‘y■ Telephoon Intercomm. N0. 67. Illlgave van „llf ÍIIÌH■BEEHÎSBHE Illllllllf■ll- H! lJIIÊEVEHS-M■.” Depôthouder: J. H. VAN KREGTEN, Voorstraat 263. ABONNEMENTSPRIJS f_.2.50,3,_fr. p. p. f 2.75 per_3 maanden.‘ AFZONDERLIJKE NUMMERS 5 Cent. ‚, P, DE R00, Voorstraat b/d_ Nieuwbrug_ j ADVERTENTIEN 1-6 regels f 1.10, elkeìegel meer 17% Gent. ‚, VAN Es, meekersdijk 40_ ga __ _ _ AANVËAAG oiilr DIENSÈBEËREKK■GENÈI-ö reg. 80 Gent, Agent te Sliedrecht: J. G. TIMMERMANS. Maandag 14 Mei. .ERKE " " 5 - ' 1 l t. NS,NO0I‘dend1_]k 82a 0/d. Lijnbaan. Verschijnt In Middag en Avonduitgave. DEQ,TZËËÍED‘ÏË:°JO„,_‘; 1326„ 50 0„ ,1k„,g_ ,„_ ‚w, j INGEZ. MEDEDEELINGEN 1-4 reg. f 1.25, elke reg. m. 30 Gt. Avonduügave TWEEDE BLAD. E■ll Illl ílllll■l lll■l MíìÎlIlÍlS BHIGIÌ lîl■SZ. Het is_ een verblijdend bewijs van belang- stelling 1I1 de gemeentelijke verzamelingen, als stadgenooten of vreemdelingen er aan afstaan, Wat V001‘ de geschiedenis van belang kan worden geacht. Menigmaal immers schijnen Papieren, zoo lang ze onder particulieren be- rusten, Van weinig of geen waarde te zijn, terwijl ze in het archief of in de bibliotheek der gemeente een welkome aanwinst of aan- Vulling van het reeds aanwezige vormen. In de laatste jaren kan dan 00k op verschei- dene belangrijke schenkingen met dankbaar- heid gewezen worden. Mogen zij een aansporing zlJneen anderen, om oude bescheiden, hand- schriften, boekjes en brochures, op Dordrechts verleden of vermaarde’ personen betrekking hebbende, aan ‚het archief der gemeente te schenken. Zij vinden er steeds een welkome ontvangst en zorgvuldige bewaring, terwijl ze tevens dienen kunnen, om de kennis omtrent de geschiedenis onzer woonplaats uit te breiden. Over een der laatste aanwinsten, een uit- gebreide verzameling, zoo gedrukte als onge- drukte bescheiden, wensch ik hier iets mede‘ ‘Je deel■n, Omdat ze iemand betreffen, die. door ìZ1_]I1 uitvoerige beschrijving van Dor-. drecht nog immer aanspraak heeft op onzel belangste■ing. Ik bedoel MATTHIJS BALEN JANszooN, wiens lijvige kwartijn over Dor- drecht 1I1 1677 verscheen. De collectie betreft evenwel niet aHeen hem, maar „zijn geheele geslacht, dat, althans in zijn linie, thans is uitgestorven. Door de erfgenamen van dewe- duwe van den laatsten mannehjken afstam- meling, wijlen mevrouw de weduwe A. Balen- . de Koning kwam het archief in het bezit der verzameling. Allereerst dan bevat zij een groot aantal genealogische aanteekeningen, die het moge- lijk maken een nagenoeg volledigen stam- boom der familie op te stellen. We zullen dat hier niet doen, maar alleen een en ander mede- deelen omtrent Matthijs Balen zelf. Volgens een eigenhandige aanteckening van FEUILLETON. zijn vader Jan Balen, die, ‚‚in ’t leste van Decem- bel‘ 1609” getrouwd was met Elizabeth Karels van Bockstacl, Werd Matthijs Balen Jans- zoon geboren te Dordrecht den eersten Octo- ber 1611 „Saterdacfí smorgens ontrent 6 uren.” Reeds op achtjarigen leeft■d verloor hij zijne moeder, die 1 Febr. 1620 ’s morgens te acht uren overleed, nadat ze twee uren te voren „verlost was van een doot kindeken.” Zijn vader hertrouwde nog in hetzelfde jaar 6 Sept. 1620 met Maria Sandbergen. Beiden zijn zeer oud geworden: Johan Balen stierf 22 ‚Juli 1679, oud 89 jaren en 8 dagen, Maria Sandbergen 28 Jan. 1680, oud 82 jaren 10 maanden 11 dagen. Matthijs Balen huwde 19 Juni 1639 te Dor- drecht in de Doopsgezinde gemeente met Christina Lambrechtsdr. van der Tak. Zijn huwelijk werd ingezegend door den vermaner Marcus van Dijk. Zijne vrouw overleed reeds 18 October 1642, hem nalatende twee kin- deren, n.l. Elizabeth, geb. 8 April 1640 en Maria, geb. 29 Juni 1642, die evenwel reeds 26 April 1644 overleed. Hij hertrouwde 17 April 1644 te Amsterdam met Martina Savary, dochter van den beken- den graveur Salomon Savary. Uit dit huwelijk werden vier kinderen geboren, waarvan slechts een zdon zijn ouders overleefde; de drie an- dere, dochters, overleden ongehuwd. _ Martina Savary stierf reeds 30 October 1652 en Balen hertrouwde 21 Dec. 1653 te Rotterdam met Elizabeth van Rijnberck Hendriksdr., die hem geen kinderen schonk en 29 Dec. 1684 overleed. De huwelijksche voorwaarden, waarop zij getrouwd waren, werden bij haar testament van 5 Maart 1684 herroepen, Na beschikking over eenige roe- « rende goederen stelde zij haar man tot univer- ‘seel erfgenaam. Balen overleed in den ouder- dom van 79 jaren 5 maanden en 30 dagen Vrijdags morgens tusschen 9 en 10 uren, 30 Maart 1691, nalatende één íoon Johan Balen, die den 19 Mei 1680 gehuwd was met Digna Schepens Johansdr. Zijne dochter Elisabeth was reeds 14 Febr. 1666 gestorven, nalatende een dochter Ohristina Hulstman. Tot zoover de genealogie. Balen was de zoon van een bierbrouwer, maar werd in 1630 lid van het Kuipersgilde. Dit is hij waarsch■n- lijk niet gebleven, want in 1675 vindt men Âhem als lid van de in (1668 opgerichte con- frerie der Twijnhandelaars. In de rekening In sommige gevallen kan alleen een epidemie -' een diensttijdsgrens of een leeftijdsgrens, den 3 toestand nog redden. Wetenschappelijk Allerlei. Dr. Os er en de menschen boven de veertig. De grijsaards af‘- gedankt? Een antiloxine tegen de vermoeienis. —— Meteoro- logie van de hoogere luclillagem Onlangs heeft een Amerikaansche geleerde, prof. Osler door een rede in de J ohn Hopkins universiteit, niet weinig sensatie verwekt. Hij beweerde toch, volgens de krantenver- slagen, niets minder dan dat de menschen boven de veertig eigenlijk nietsnutters waren, die hoe eerder hoe beter op stal gezet ver- dienden te worden. En dat zou er ten slotte van komen ook. Maar de kranten worden niet altijd ten on- rechte belasterd om hun verslagen, en wie wel eens wat van de Amerikaansche pers gezien heeft, weet dat deze, bij veel goeds, enorm veel slechts herbergt in haar tallooze kolommen. Daarom komt een tijdschrift nu ‘nog eens de puntjes op de i’s zetten ter zake van Osler’s rede, en ons vertellen, wat Osler werkelijk gezegd heeft. Het blijkt nu ten deele een humoristische speech geweest te zijn, ten deele rechtstreeks gericht tegen de Ame- rikaansche instelling die b.v. niet (gelijk bij ons te lande) aan hoogleeraren een leeftijds- grens voor de uitoefening van hun ambt stelt; voor een ander deel bevat ze in min of meer spottenden vorm een hoogst ernstige en wel zeer behartigenswaardige overweging. Ik zal nu —— zoo zeide Osler eens erg stout zijn, Q Î■mxìelicate kwestie aanraken, ‘die van zeer hoe‘; belang is voor ons universi- tair leven, een kwestie die in dit land (de Ver- eenigde i Staten) nog niet is opgelost: een limiet, hetzij van leeftijd of van dienstjaren, voor den onderwijzer. Behalve in eenige bij- zondere scholen weet ik niet, dat iets dergelijks hier te lande bestaat. Gewoonlijk geschiedt de benoeming aut vitam aut culpam, gelijk de oude spieekwijs zegt. Het is een zeer ern- stig d-ixjg voor onze jonge universiteiten, dat alle hoogleeraren tegelijkertijd oud worden. Ik heb twee vaste ideeën, onschuldige 0b. sessiën, waarmee ik somt■ds mijn vrienden lastig val, maar die rechtstreeks betrekking hebben op deze kwestie van gewicht. Het eerste denkbeeld betreft de betrekkelijke nutte. looskeid van menschen boven de veertig. Dat moge „shocking” klinken, en toch, als men ’t goed verstaat, leert de wereldgeschiedenis niets anders. Neem de som van ’t geen de menschen voor groots verricht hebben, in wetenschap, kunst of letteren; trek daarvan af wat gedaan is door menschen boven de veertig en— hoewel we groote schatten, onbe- taalbare schatten zelfs zouden missen —— we zouden zijn wat we heden ten dage zijn. Het is moeilijk, een groote en verreikende ver- overing van den geest te noemen, die niet aan de wereld gegeven is door iemand, nog in de opklimmende helling van zijn leven. Het effectieve, leven-wekkende, krachtige werk wordt op de heele wereld gedaan door de men. schen tusschen de 25 en de 40 —- die vijftien gouden jaren van overvloed, de anabolische of constructieve periode van het leven, waarin er altijd een overschot beschikbaar is in de bank van den geest, en het crediet nog onaan. getast is gebleven. In de wetenschap en kunst van de medi. cijnen is er geen vooruitgang van den eersten rang geweest, of de eerste stoot is ertoe gage- ven door jonge of betrekkelijk jonge mannen Vesalius, Harvey, Hunter, Bichot, Laennec, Virchow, Lister, Koch, de groene jaren waren nog op hun hoofd toen zij hun opzien- wekkende en époque-makende onderzoekin. gen verrichtten. Om een oud gezegde te wij- zigen: een man is zedelijk gezond op zijn dertigste, geestelijk rijk op zijn veertigste, verstandelijk wijs op zijn vijftigste jaar of nooit. De jonge mannen behooren aangemoe- digd te worden, hun moet elke mogelijke kans gegeven worden om te toonen wat er in hem zit . . . . .. De voornaamste waarde van den onderwijzer die zijn productieven tijd voorbij is, ligt hierin dat hij kan nagaan of de gedachten die bij de jongere mannen opko- men, misbaksels of edele en groote denk- beelden zijn. Mijn tweede idee zoo ging Osler voort staat onder het hoofdstuk van dat jaar „Nieuwe inkomelingen 1675”: 6 ätäm den 7 July Matthys Balen, ontf. fl. Ook zijn half-broeder, Cornelis Balen was lid dezer confrerie en werkte met 2 molens; Matthijs had er slechts één. De clichés der garen- of twijnmerken van Cornelis Balen bevinden zich op het gemeente- archief; een dezer is in afdruk opgenomen in het merkenboek der confrcrief Dit alles verklaart, dat Balen ook „touwverkooper” werd genoemd; eigenlijk was hij twijnhande- laar, een Vak, dat in het laatst der 17e eeuw te Dordrecht zeer bloeide. De confrerie telde o.a. in 1680 110 leden, die met 175 molens werkten, terwijl een aantal ‘leden nog leer- jongens in dienst hadden. Balen woonde sedert 1641 in het huis, oud- tijds het Volkenrak, na 1641‘de Pelikaan ge- heeten,‘bij de Vischmarkt, d.w.z. het derde huis aan’ de ’Voorstraat van de Vischstraat af naar het stadhuis. Daar is ook over- leden- rnäatm■îúlrâíëä! à Behalve nëgïmet Oudheidkundige nasporingen‚ omtrent zijne geboorteplaats, waardoor hij in kennis en verkeer kwam met de geleerde mannen zijner dagen, beoefende hij ook de dichtkunst. De verzameling bevat hierom- trent tal van proeven, zoo gedrukt als in hand- schrift, te zamen 44 stuks. Het is meest gele- genheidspoezie, die den dichter doet kennen als een gemoedelijk vroom man, een warm vaderlander, een deelnemend mensch. Wij zien er uit, den kring zijner vrienden, het wel en wee zijner familie, den invloed van de groote gebeurtenissen van zijn tijd. Verzen op ver- jaringen, op bruiloften, op overlijden zijn er in aantal onder. Ziehier enkele titels: 1. Op de 20ste geboortverjaring van Kornehs van Kuykhoven. 2. Op de geboortverjaring van mijn zoontje J ohannes Balen. 3. Op de schilderij van juffr. Margarita Godewíjk, door hare Edt. zelfs naa ’t leven afgemaald. 4. Op den dood van den Hooggeleerden Heer dr. Cornelis van Someren, Artz, Schepen, Thesaurier‚ enz. 5. Op de Wellekomst van Monsr. Adriaen Boenes de Roma den 22en van Oogst- inaend 1653. 6. Grafspits op ’t ingesarckte lijk van den is de nutteloosheid van de menschen die den zestig-jarigen leeftijd gepasseerd zijn, en het onberekenbare voordeel dat handels- kringen in het politieke en het maatschappelijke leven ervan zouden trekken, als het regel werd - dat de mannen van zestig jaar zich uit de zaken terugtrekken. Donne vertelt ons in zijn „Biathnatos”, dat volgens de wijze wetten van sommige staten de mannen van zestig jaar van een brug werden geworpen, en te Rome werden mannen van dien leeftijd niet toegelaten tot de stemmingen: zij werden ‚,depontani” genoemd, omdat de weg naar den Senaat per pontem ging, en hun niet ver- gund was daarheen te gaan. In zijn novelle „Fixed Period” bespreekt Anthony Trollope de voordeelen die de hedendaagsche samen- leving zou genieten als zij tot die oude gebrui- ken terugkeerde, en de intrigue van het ver- haal draait om een instelling waar de men- schen van zestig zich gedurende een jaar terug- trekken om een beschouwend leven te leiden; daarna vertrokken zij, door middel van chloro- form, rustig naar een andere wereld. Dat daarvan goede uitkomsten ’t gevolg zou zijn, is helder voor wie, zooals ikzelf, die limiet nadert, en die een studie gemaakt heeft van de rampen welke de menschheid bezoeken tusschen het 60ste en het 80ste jaar. __ En nog meer is ‘dat ’t geval, wanneer hij denkt aan de vele euvelen, die de oude Inen- schen onwillens bedrijven, en ongestraft. Even- als men kan volhouden dat elke groote voor- uitgang van het menschdom te danken ge- weest is aan menschen beneden de veertig, zoo toont de geschiedenis ook, dat een zeer groot deel van de rampen en den tegenspoed te wijten waren aan oude mannen Í- bijna alle groote politieke en maatschappelijke fou- ten, alle zeer slechte gedichten, de meeste slechte schilderijen, meer dan de helft van de slechte romans en niet weinig vervelende redevoeringen en preeken. Het is niet te ont- kennen dat er nu en dan een zestigjarige ge- vonden wordt, wiens geest, gelijk Cicero het uitdrukte, buiten het bereik ligt van het ver- val des lichaams. Zulk een man heeft dan het geheim gevonden van Hermippus, den ouden Romein die, voelende dat zijn geestkracht en werkkracht verminderde met den ouder- dom, alle betrekkingen met lieden van ge- lijken leeftijd verbrak, en uitsluitend het 22. 19. 13- 14. 15. 16. 17. Hooggeleerden Heer D. Bernhard Pande laert, doctor in de Medecine, gestorven den 5en van Herfstmaend 1653. 7. Op de Geboortverjaringhe van mijne sliâ■er Johanna Balen den 17 January4. 10- ll- 12- 8. Op d’Echt van Johannes Balen en Mag- dalena van der Veer, voltrokken den 13 van Bloeymaend 1657 in Dordrecht. 9. Op de Geboortverjaringhe van Elizabeth van Rijnberck alias Balen, voorgevallen den 1e van Sprockelmaend 1660. Op mijne geboortverjaring ten lste van Wijnmaand ’s jaars 1665. j Op de Weer-Bruyloft van Bartholomeus Targier en Agnes Reymen den 31ste October 1666. Witte-Wimpel aan den dapperen WelEde- len en Gestrengen Heer Komelis de Witt Heeren Jacobszoon‚ 1667. _ Olijftak aan den dapperen enz. Kornehs de Witt 1667. Zegenpralend Wit van Hare Hoogmogende gedoeld in de reviere van Chattam, enz. 1667. Witte-vlagge, uytgesteken tot een vreugde- wimpel op den vrede enz., 1667 . _ Herstelde broedervrede van Vranckrijk en Spanjen enz., 1668. rap] _ Rouw-Wimpel voor den heer Kornehs de Beveren Heeren Corneliszoon, etc., ter lijkstacie van zijn Ed. gemalin, vrouw Adriana van Wouw, enz., den 15den van Oogstmaand 1670. 18. Grafspits, opgerecht over ’t lijk van d.en Ed. Hooggeleerden Heer Mr. Willem de Beveren Heeren Corneliszoon, enz., als. gesondene van desen staat ter schepe gevoert te werden aan de Krone van Hispangien, en leggende zeylreed in Texel door de dood ontzield opten XXXI van Bloeyinaand 1671. „ä Op de Herstelling van het Stadhouder- schap in 1672. . Grafschrift op den Ed. Heer Jacob de Witt, 1674. 21. Op ’et LIste verjaren van Mevrouw Maria van Berkel, weduwe wylen d’I-1eer ‚Mr. Cornelis de Witt Heeren. Jacobsz. etc., voorgevallen ten 31ste van Bloeymaîand ’s jaars 1683. q Op de Geboortverjaring van oude Johan Balen Matthijszoon ten 14de van Hooy- maand 1679. gezelschap zocht van jongelui, meedoende aan hun spelen en aan hun studien en aldus, naar ’t heet, den leeftijd van 153 jaar bereikte „puerorum habitu refocìllatus et educatus.” En er ligt waarheid in dit verhaal, want al- leen zij die met de jeugd blijven meeleven behouden een goeden kijk op de nieuwe vraag- stukken van het leven. „Het leven van den hoogleeraar zoo eindigde dr. Osler zijn merkwaardige voor- dracht zou drie perioden moeten omvatten: studie tot het 25e jaar, onderzoek tot het 40e, onderwijs tot zijn 60e. En op dien leeftijd zou ik hem op dubbel tractement willen pen- sionneeren. Of Anthony Trollope’s chloroform- methode in de practijk toegepast behoort te worden, begin ik nu eigenlijk weer twijfel- achtig te vinden, omdat ik zelf zoo dicht bij de grens ben.” Als de gevolgtrekkingen juist zijn van een onderzoek, in de Münchener medizinische Wo- chenschrift openbaar gemaakt, dan zullen vermoeienis en uitputting weldra tot het verleden behooren ! Geen wonder dat deze conclusie tlechts voorwaardelijk aanvaard wordt. Om slaap- dronkenheìd te verbannen, zal het alleen noodig zijn, wat antitoxine in te nemen ——- d.w.z. een zelfstandigheid die de toxine, de giftige stof, onwerkzaam maakt —— en gij zult weer opsterken en frisch worden, hoe uitgeput gij ook geweest moogt zijn. Voortaan zal men nooit weer een slaperigen politie- agent op zijn post zien staan, de snelheid van een loopjongen zal nog slechts te vergelijken zijn bij die van den gevleugelden Mercurius zelf, praatzieke vrouwen zullen dan pas lust krijgen in het leven en met een onderhuid- sche inspuiting nu en dan bij haar slacht- offers zullen zij de belangstelling levendig weten te houden. En hoe zullen alle beambten en werklui hun arbeid verrichten, als de in- specteur om de zooveel uren rondgaat met een spuitje vol serum! Inderdaad, de toe- passing van die bewonderenswaardige ont- dekking schijnt bijna grenzenloos. Welk paard zou niet winnen in den wedstrijd, welk leger zou nog opgehouden worden door de vermoeie nìssen van lange en bezwaarlijke marschen? Hoeveel menschen zullen er nog in slaap val- len in de kerk, tot schade van hun zieleheil,